| |
| |
| |
Architektuur over Kerkenbouw
door A.J. Kropholler en C.M. van Moorsel Pzn.
II (Slot).
IV. Een kerk bouwen!
‘Wer eine neue Kirche bauen will, unterlasse es nicht, auf den Rat erfahrener Männer zu hören, und schaue sich erst verschiedene neue Kirchen an, damit er durch die Fehler anderer selbst klug werde. Ueber alle Erfahrungen, die ihm von Nutzen sein können, mache er kurze schriftlich Notizen. Wer ohne sich darüber klar zu sein, wie er bauen will, Skizzen entwerfen lässt, muss später für die gewünschten Veränderungen schwer bezahlen; denn jede neue Zeichnung kosten Geld und Veränderungen fordern oft einen ganz neuen Plan.’
(August Sträter, S.J. - Praktische Winke.)
ALVORENS tot den bouw van een kerk over te gaan, moeten eerst de eischen worden geformuleerd welke de bouwheer aan het bouwwerk wil stellen: hoeveel plaatsen de kerk moet bevatten, waar het zangkoor moet komen, de omvang der pastorie, enz. Hierbij behoort ook te worden overwogen, of er later een aansluitende bebouwing zal moeten verkregen worden met scholen en zusterhuis e.d. Deze eischen dienen van te voren goed overdacht te zijn. Dikwijls toch gebeurt, dat hieruit reeds bij een eerste voorloopige teekening blijkt, dat het gekochte terrein te klein is, of niet den gewenschten vorm heeft. Daarom is het verstandig, een voorloopig plan op te maken, vóórdat tot terreinaankoop wordt overgegaan.
De economie van het bouwen moet beginnen bij den terreinkoop. Bijna als regel echter, wordt (door tot aankoop te besluiten op het moment dat de bouw zal worden ondernomen) het terrein te duur gekocht. Men wacht tot een buurt bijna volgebouwd en bevolkt is; dan is echter de beschikbare en voor de kerk bruikbare grond schaarsch en duur geworden. Veel geld zou dikwijls kunnen worden bespaard, wanneer de hoofden der parochie steeds in staat waren tot vroegtijdigen aankoop van later benoodigd terrein voor kerkbouw. Tot definitieven koop van een terrein moest nimmer worden besloten, zonder althans een voorloopig ontwerp te hebben van het daarop te stichten gebouw
| |
| |
of gebouwen; niet zoozeer een schilderij, doch een goed overdachte plattegrondteekening. Eerst bij het maken van dit voorloopig ontwerp toch kan blijken, hoe op het terrein volgens de meest economische wijze kan worden gebouwd en verder van welken vorm men den grond moet koopen om dezen op zijn best te benutten. Veelal gebeurt het thans, dat de architect geroepen wordt om een terrein te bouwen, dat in de eene afmeting juist een weinig te krap is genomen en in de andere richting een belangrijk stuk kleiner had kunnen zijn, terwijl men, geheel vrij in de keuze geweest zijnde, deze dus beter had kunnen maken. Veelal ook blijft bij het maken van het (voorloopig) ontwerp reeds, dat het gekochte terrein bij lange na niet de mogelijkheid van beschouwing biedt, die een ander eveneens beschikbaar terrein wel had kunnen bieden.
Het plattegrondplan is voor het verder architectonisch ontwerp de hoofdzaak. Is dát niet goed in elkaar gezet, sluiten de verschillende ruimten niet onderling zuiver aan en is iedere ruimte op zich niet goed gezien en met kennis van zaken bepaald, dan kan een kunstige opbouw dit tekort nimmer dekken. Bij het samenstellen van het plattegrondplan, zal vooral worden acht gegeven op hetgeen in het toekomstige gebouw moet gebeuren. Men moet zich dit duidelijk voorstellen. Welken vorm iedere ruimte vraagt, als gevolg van het noodwendig gebruik, waar het licht vandaan zal komen, op welke plaats het hoofdlicht moet binnenvallen en welke wanden dicht moeten blijven, die de beste aansluiting bieden voor de nevenruimten.
De eerste plattegrondteekening moet worden gemaakt in overleg met en aan de hand van de eischen van den bouwheer, dus meestal den pastoor, voor wiens rekening wordt gebouwd. Met hem moet terdege worden besproken, alles wat voor dit eerste, maar welhaast voornaamste werk van den architect te pas komt. Dit is alleen mogelijk, wanneer de opdracht dadelijk aan een bepaald architect wordt gedaan.
Bij het prijsvragensysteem bijvoorbeeld, wordt bijna geheel en al gemist dit zoo zeer noodige, onderling overleggen van bouwheer en architect. Want het programma van eischen bij een prijsvraag kan nóg uitvoerig zijn opgesteld, volledig is het nooit en het blijft star. Het mist per se de soepelheid van het gemeenschappelijk overleg tusschen bouwheer en architect, waaruit de voorstelling van het toekomstig gebouw moet groeien. Bij het prijsvraagsysteem zijn uitgesloten het wederzijdsch overleg én de gelegenheid tot opmerken en daarmee dikwijls tot betere en practischer oplossingen te komen. De practijk leert dan ook, dat bij
| |
| |
dit systeem vooral wordt gelet op de samenstelling der beoordeelings-commissie en dat er in een sfeer van onrust en onvrijheid in haar geest zal worden gewerkt. En het eens opgestelde program zal worden gevolgd, zelfs als men betere oplossingen ziet, omdat men anders kans loopt van ernaast te worden gezet.
Men moest inzake kerkbouw ook nimmer een architect kiezen uit vriendschaps-, familie- of protectie-overwegingen. De waardigheid van een kerkelijk gebouw (niet alleen een kerkgebouw!) eischt de beste kracht die men daarvoor kan vinden, vooral voor de hoofdidee, het ontwerp.
Het gaat er in de practijk vooral om, met weinige bouwkosten zoo veel mogelijk te bereiken. Daarom ga de toekomstige bouwheer van de kerk eerst eens wat kerkgebouwen bezoeken, ze bestudeeren en zich verplaatsen in de belangen van de verschillende menschen waarvoor gebouwd werd. Hij lette er vooral op, of er in de gegeven omstandigheden uit de beschikbare middelen is gehaald, wat er uit te halen was! Met weinig bouwkosten veel bereiken en met een groote bouwsom het uiterste nut daaruit halen ten opzichte van de godsdienstige en aesthetische eischen! Dat is de groote kunst en uit dat hoogpunt moet ge verschillende kerkgebouwen eens gaan bezien. En doe eerst dan uw keus. Kijk niet te veel naar prentjes, maar richt u tot werkelijkheid.
Een handig perspectief, een schilderijtje van een geval vleit het oog en wekt het verlangen om zijn eigen kerk zóó te zien. Zóó aardig gelegen, zóó mooi belicht, zóó fantatisch van kleur en zóó speelsch van silhouet. Maar eerst als de bouw gereed is, komen de lasten die het plan aankleefden en zal het bouwerk des te meer tegenvalen naarmate het mooie plaatje voor zich deed innemen.
Laten we er toch van doordrongen worden: een architect is een bouwmeester, geen schilder, hij moet niet trachten met een schilderij onze oogen te verblinden. Een bouwplan moet als bouwplan worden beoordeeld, dat is dus als een plan, dat voldoet aan de eischen, die men aan een gebouw moet stellen. Het moet een goed overzichtelijken en een bruikbaren plattegrond hebben en de opbouw dient daaraan evenredig te zijn.
Het plattegrondplan moet de oplossing van alle eischen in zich besloten houden, waaraan door het kerkgebouw moet worden voldaan. En aan de gosdienstige eischen moet voldaan zijn op een wijze, die overeenstemt met het practisch gebruik.
De plaatsen der geloovigen moeten niet te ver van het altaar aflig- | |
| |
gen, maar ook de altaarruimte zelf moet passend worden aangebracht.
Tenzij het altaar in het centrum wordt geplaatst, leent onze eeredienst er zich niet toe, voor het kerkruim een centralen bouw toe te passen (een ronde of achthoekige kerkruimte bijvoorbeeld) waar de altaarruimte willekeurig aan een der wanden is aangebracht. Zoo een ruimte binnen komend, moeten we bijna zoeken waar het altaar is. Een centrale kerkruimte heeft geen aslijn zooals een andere kerk en geeft daarom geen richting aan, om het oog te leiden naar het altaar. Het midden, bij een kerk die om een centrum heen is gebouwd, is de eenige juiste plaats voor het altaar.
De z.g. centraalbouw met verhoogde kruising, is ook bedenkelijk uit een oogpunt van acoustiek. Iedere verhoogde ruimte boven de kruising van twee schepen is in dit opzicht gevaarlijk, daar de woorden van den prediker er in dreigen verloren te gaan. Een klankbord is slechts een onvolkomen hulpmiddel, daar men steeds in het brandpunt moet blijven staan. En daarbij komt nog veelal, dat zoo een centrale ruimte voor een Katholieke kerk onaangenaam aandoet, daar ze, niet uit de natuurlijke behoeften gegroeid zijnde, om-haar-zelfs-wille gebouwd, imponeeren wil op een wijze, die niet past. Immers moet de ruimte eener Katholieke kerk vóór alles dienstbaar zijn aan den godsdienstigen en practischen eisch van op het altaar den hoofdtoon te leggen: daartegen mag niet worden gehandeld om een zeker gewild architectonisch effect.
Men moet verder nauwlettend acht geven op den loop in het gebouw, of de verschillende ruimten goed van afmeting zijn, of zij van de meest verschillende standpunten uit een goeden kijk geven op de hoofdplaatsen, of die ruimten onderling practisch en logisch aaneensluiten, of ze goed verlicht zijn, of ze de aandacht gebonden houden en niet afleiden. Vooral voor een kerk is het van het grootste belang, dat de aandacht van de geloovigen wordt gebonden. Paus Pius X heeft gezegd: ‘De eerste en meeste onmisbare bron van den echt Christelijken eisch der geloovigen is: de werkdadige deelname aan de Hoogheilige Geheimen en aan het openbaar en plechtig gebed der Kerk.’ De godsdienstige eischen zijn daarom in overwegende hoofdzaak, dat de godsdienstige handeling in het kerkgebouw op de meest volmaakte wijze kunnen worden uitgeoefend, en.... meegeleefd door alle aanwezigen. Dus een kerkgebouw, waarvan het presbyterium ruim en practisch is voor de liturgie, goed verlicht (van terzijde) zoodat het oog erheen getrokken wordt, zonder tegen het licht in te zien: een kerk, waarin
| |
| |
geen gezichtsbelemmeringen, als pijlers en voorspringende hoeken, zijn opgesteld tusschen den priester en het volk, waarin geen verhoogd gedeelte van het dakwerk in de kruising van schip en dwarsschip de woorden van den prediker voor het volk doet verloren gaan; een kerk, die liefst breed en kort is, waardoor men ook op de achterste banken den priester goed kan zien en hooren.
Het is niet noodig, dat de kerken alle hoog van muur en breed van aanleg worden gebouwd. Wanneer het kerkruim economisch in elkaar is gesteld, kan er wat meer ruimte overblijven voor een flink priesterkoor, zoodat bij feesten geen last wordt ondervonden van een bekrompen opzet daarvan. Wanneer de paden in de kerk voldoende ruim en practisch gelegen zijn en wanneer de uitgangen zoo liggen, dat bij het uitgaan der kerk, geen onnoodig gedrang ontstaat, dan is meedere ruimte bijna overdaad en kan zelfs afdoen aan de stemmigheid van het gebouw. Elke ruimte moet juist gekozen zijn en in maat en verhouding volkomen aansluiten aan haar doel. Iedere doelloosheid moet vermeden worden en de meest rationeele oplossing der practische eischen zal dikwijls de meeste kans van aesthetisch welslagen blijken te bezitten. Irrationeel te zijn is nooit een verdienste en vooral niet voor een architect. De beste bouwtrant is die waarbij de kunstvorm, inplaats van een losse toevoeging te zijn voor het constructieve samenstel, het kunst-noodzakelijkgevolg is van de bouwkundige noodzakelijkheid.
En wanneer èrgens doelmatige eenvoud een vereischte is, dan is het wel bij een dorpskerk. De dorpskerk moet het samentrekkend middelpunt van het dorpsleven zijn. Zij moet daar werkelijk het hoofdpunt zijn, dus er thuis hoorend en niet er boven uit schreeuwend. Zij moet uitwendig zijn: een devote veruiterlijking der binnenmuurs meest edele behuizing, die eenheid geeft aan de geheele dorps-doening er omheen.
Ook inwendig moet een dorpskerk geen dom willen gelijken. Dat is trouwens niet noodig. Het plechtige van een kerkgebouw ontstaat niet door de afmeting, niet door de grootte, maar door den spontanen vorm en den juisten eenvoud van den bouw. De landmenschen zijn gewend aan eenvoudige omgeving. Al mag het soms schijnen dat ze wel graag willen pronken met hun kerk, toch gevoelen juist zij zich in een onprentieuse eenvoudige kerk thuis. Immers niet zoozeer het overweldigende, als wel het hen opnemende en tot hen in bekende taal sprekende kerkinterieur zal tot devotie kunnen opwekken. Al gaan de meeste dorpsmenschen thans misschien uiterlijk prat op hun pronkerige
| |
| |
altaren, ze zullen spoedig van datgene in een kerk gaan houden, wat er in past.
Zoo ergens, past in de landelijke omgeving een eenvoudige bouw. De toren moet hier liefst zoo gesloten mogelijk van vorm zijn. Ook zal het zelden goed zijn, hier meer dan één toren te maken, daar de torens niet de hoofdzaak zijn en dus het kerkgebouw niet moeten verstoppen. Men wil dit soms weer goedmaken door een kerk, die twee torens heeft, een koepel op het dak te zetten, ten einde de kerk zelf niet al te zeer achter de torens te verliezen. Het resultaat is dan alleen, dat de kerk gaat gelijken op een groep van torens, waarbij ontbreekt de hoofdruimte, die de torens slechts hadden aan te duiden. Het doel van den toren is en moet zijn alleenlijk: de aandacht vragen voor de ruimte, die ze flankeert.
Indien érgens, passen in de dorpen kerken, die eenvoudig van hoofdlijnen zijn. De dorpskerk geve men geen ingewikkelde dakenconstructie, noch een sterk sprekende, plastische werking der verschillende ruimten.
Breng duidelijk en klaar naar voren, wat de hoofdzaak is. Ge wekt daar eerbied mee op, en richt de aandacht. En ook inwendig zal de enkelvormige ruimte de geloovigen bij het gebeuren op het altaar houden en hun niet doen afdwalen naar allerlei bijdingen, die met het noodzakelijk gegeven niets te maken hebben.
Want ook hier geldt, en wel niet het minst: waartoe bouwt men een kerk? Niet om de geloovigen een oogenverblindende omgeving te scheppen, juist in de uren, dat hun oog en hun hart bij het Heiligste moet zijn. Maar om hen op te wekken tot verinniging; om hun harten te doen uitrusten in een rustige en stemmige omgeving en vooral, om hun aandacht te leiden en te binden aan het altaar. Dit behoeft geen drukke versiering, - deze houdt de aandacht niet lang gebonden. De juiste vorm en kleur, die hier wordt vereischt, is die, welke slechts in zooverre opvalt, als noodig is voor het telkens weer opnieuw wijzen naar de godsdienst-uitoefening. Want àlles in de kerk, en vóór alles de omgeving van het altaar, moet ondergeschikt zijn aan de hoofdzaak, d.i. de uitoefening van den H. Dienst.
Augustus 1924.
|
|