Pogen. Jaargang 2(1924)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 346] [p. 346] Sanctus Benedictus Een witte oase - o zekere vergetelheid van ordeloos gejuich en dissonant rumoeren - uw pacifleke huis waar stilte hangt: veloeren gordijn van heiligheid. Spiritueel domein: gebeiteld in de poort Pax-medaljon: van nieuwe blijheid eerste bode. Ik word er gauw uw kleinste dienaar, laatstgenoode o Vader, zoo 't behoort. Ben ik naar u gereisd, waar reikte om haven-rust Prins aller monnikken! verscheurdheid van een leven, waar kreet een hart toen brak aan zindrend vinger-beven de kruik van broze lust. Uw zoon te zijn - o monastieke dageraad voor blank-herboren jeugd! - Devotelijk verlangen naar evenwijdge kalmte van uw vrede-gangen, naar geur van nieuw gewaad. 'k Weet: starloos over wereldsteden hangt een nacht (wèl duizend lampjes langs mondaine laan o logen...) maar schooner aan Gothiek gewelf van klooster-bogen één gele vlam, zoo zacht... En zal ik niet, als nóg een donderend orkaan aan horizon ontbrandt (zie toch mijn brekende oogen) - gaan schuilen in uw wijd-ontplooide mantel mogen? En droogt ge er niet mijn traan? O heerlijke realiteit! waar gij regeert sereene Vader, gaat weer bloeien frisscher lente, een kleine twijg uw hand op nieuwe wijnstok enten lijk Paulus heeft geleerd. Een ziel hervindt haar ritme (o dees vergeten dans uit eerste paradijs zoo gracie-lijk vereêlde...) Haar wiegt heel licht gregoriaansche neumen-weelde: sublieme vreugd-kadans... HUBERT BUYLE Vorige Volgende