Pogen. Jaargang 2
(1924)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Fragment uit Anton Vandevelde's
| |
[pagina 111]
| |
Christ.
Uwe oogen zijn lichtloos... Ja, treurig is 't... maar vrij is uw mond en uw denken toch? En 'n woord, 'n gedachte zijn in uw land het sinjaal dat wel duizenden hooren doet als het klinkt uit den vorstelijken mond?
Koning.
(droometig.)
Ja... Koning ben ik... M'n land is trouw... M'n luiden dienen mij zonder klacht...
(bruusk.)
Maar wat is dan 't beweerde gemor? Ik ga door den avond en zie geen schim die achter 'n deur of 'n hoek zich bergt. Ik ga door de zwijgende klanklooze gangen en hoor slechts m'n tred op het marmer maar 'k zie noch hoor wat er stil geschiedt in de ruimte die 'k niet meer doorpeilen kan... Daar roeren nog menschen rondom mij... Hun daden? Ik weet niet wat ze zijn? Hun woorden? 'k verneem slechts der woorden schijn... In schijn is het goed, is het heilig zelfs... O, heilig de zoekers-van-licht, als ze mij ook het licht wilden geven... Dát faalt! Dát faalt! Want de schijn van die heiligheid is, volgens consigne, kunstmatig... Ik voel hoe m'n mantel aan flarden gaat in vele krampachtig-gekromde vingeren... Wien behooren die handen die diefstal doen? Ik weet het niet! Ik weet het niet! En schreven ze morgen, hier, vóór mij, hier vlak vóór mij of achter mij, 'n decreet dat m'n kroon naar den lommert voer, dan nóg hiet het ‘koninklijk’, nóg was het ik die m'n naam en m'n zegel daarop zou plaatsen omdat ik regeer! Omdat ik beveel!
Christ.
Eens, (toen ik nog kind was, wild en dwaas)
heb ik hijgend geluisterd naar 'n historie... Er woonde heel ver... Ja, zoo klonk het begin... 'n koning... | |
[pagina 112]
| |
Koning.
Je bent ook gebleven... Gelukkig kan 't zijn voor 'n dolend mensch... Wie niets verlangt dan het leven zelf of zelf steeds leven kan zonder verlangen, is rijker dan ik... al bewaart men 'n blad in 't geschiedenisboek voor m'n vorstelijk huis...
Christ.
IK draag toch verlangens...
Koning.
Je kwam niet in dienst uit begeerte naar eindjes borduursel en goud? Wou jij ook, eenvoudige, eens ‘arriveeren’? Je hebt het ontkent en ik heb je geloofd...
Christ.
Nooit had ik vermoed dat 'n Majesteit m'n spreken zou dulden...
Koning.
Het lijkt wel 'n sprook. Nu, haal maar je hart op... niet officieel al ben je waarachtig m'n rechterarm.
Christ.
M'n ouderlijk dak is sinds lang gesloopt en m'n ouders liggen, in laatsten slaap, in den schoot van de bergen... Ik bleef alleen. Het leven voor mij is dan aangevangen met knechtschap bij vreemde veeleischende liên. M'n pezen gestaald als de paardenschoften, verdiende ik m'n dag met ploeg en spâ. Ellende kende ik, maar gaf er niet om. 'n boer is taai en z'n ribben sterk al slaapt hij ook vaak in den morgenmist bij z'n koeien en schapen op het land... En taai ben 'k geworden. M'n vuist werd zwaar; m'n schouders droegen 'n last voor drie en de kracht sloeg in 't lijf mij 'n groote vlam van drift naar geweldige levensdaad. De lage gemeente van 't boerenvolk beviel me niet meer... want ze haatten mij omdat ik weleer, in 'n grimmige bui, twee spotters de wervels had doorgeslagen... En weemoed beving mij, ik weet niet hoe. Ik dacht aan 'n wereld die mooier moest zijn en waarin ik de grootste zou ontmoeten, de grootste die, met 'n beheerschend gebaar, m'n meester kon worden... | |
[pagina 113]
| |
Ik doolde lang. Het zoeken scheen eindloos. 'k verlangde 't ontzag te gevoelen voor iets dat boven de menschen zich hijschen kon en dat ik zou zien in z'n oppermacht. Zoo ben ik tot hier gedoold. De poort van uw slot stond bedreigend-zwart vóór m'n aarzelende oogen. Ik kwam tot U en bood m'n dienst. U zien gaf mij het waar besef van Majesteit. U sprak mij toe. De vorstenmacht vroeg ook mijn steun... Ik heb uw schaduw niet verlaten.
Koning.
En dankbaar is de koning, man, voor al je diensten. Noem eens op: Wat zou je wenschen? Helm en pluim, 'n zwaard en ridderorden? Och, 'k vergat dat jij je hoerendracht verkoos te dragen... Toch wat gek, zoo'n echt natuurkind in dit slot waar alles étiquette vergt...
Christ.
Mij hoeft geen pantser om het lijf, genadig' vorst. M'n wil is hard en, neigt hij voor ùw koningswil, dan is 't omdat ik U ontzag tot heden toe...
Koning.
Tot heden toe? Wat zeg je, man? Bedoel je dat... vergeet je soms wien zulke taal tot toornen dwingt? 'n Landlijk praatje heeft z'n grens in deze zaal.
Christ.
Vergeef m'n woord.
Koning.
't Is mij genoeg.
(op andeten toon.)
Hoe laat is 't wel?
Christ.
De zonne zinkt...
Koning.
(subiet hervattend z'n onrust-idee.)
Weer avond... Ach, mij deert het niet... | |
[pagina 114]
| |
Ik zie niet, zie noch ster, noch zon, noch iets waar jullie alles zien!
(brusk.)
Wou jij van hier? Dat zal je niet! Ik gun verlof noch vrijgeleide aan hem die z'n koning verlaten wil! Nog liever de boeien hem aangeklonken zoodat ik, bij iederen tred, aan m'n zij de schakels hoor rammelen... Dàt kàn ik willen! En mogelijk was het verstandig... 'k Begeer de zekerheid van jouw passieve helpen... Nu heb ik je lot klaar omschreven, m'n vrind. De keuze valt licht voor 'n simpele stumperd die buiten z'n spierkracht toch niets bezit?
Christ.
Gloeiend zijn 's konings woorden gevallen in m'n somber gedachte... Ik weet wàt ik ben in dees huis, al vermoedde ik, bij God, niet in uiterste verte zoo'n slavenstiel toen ik dienst nam!
Koning.
Wat durf je?
Christ.
M'n weg heeft me weer misleid.
Ik vond niet die macht door m'n drift begeerd. Ik vond slechts lakeien bij 'n oud blind man.
Koning.
Dat vloekt hier! Zoo'n wezen verstout zich...! 'n Nar zou ik zweepen in 't gekke gelaat... Waar ben je? Waar ben je?
Christ.
(kalm.)
Ik ben aan uw zij.
Koning.
(tast eerst dreigend, nerveus; dan plots.)
Nee, nee... Niet m'n vorstelijke handen bevuilen met knechtengeweld... Roep den wachtmeester hier! Ik beveel en verlang ook gehoorzaamheid!
(Christ. wil af.)
Zet eerst m'n zetel dicht bij den aard. Geef 'n hand en geleid me daarheen.
(Christ, doet het.)
(Christ, vertrekt. De koning in den zetel bij den haard steekt z'n handen vooruit naar verondersteld vuur (het brandt niet). Achter hem hangt 'n draperij zoodat hij van in de fond niet zichtbaar is.)
|
|