En als de ster bleef stille staan
Mirakelspel
door Felix Timmermans en Eduard Veterman.
Op een Kerstmisavond besluiten Suskewiet, Pitje Vogel en Schrobberbeek, in de herberg ‘Het Zeemeerminneken’ vergaderd om de kruik, zich te vermommen als de drie koningen en met de ster het land rond te trekken, naar oud gebruik. Wat zij doen. Zwaar beladen komen zij van hun tocht terug, en belanden, al zingende, op ‘een melkwit sneeuwveld, onder een zwarte lucht waarin de sterren schitteren’. Zij tellen hun buit en maken zich op om, met een licht hart, het pad naar het bekende kabberdoesje weer op te gaan, wanneer zij, tot hun grote ontsteltenis, konstateren dat zij hun weg kwijt zijn:
Laat ons bidden mannen - dan kan er ons niets kwaads overkomen.
Ja - laat ons bidden - Onze Vader, die in de Hemelen zijt, 't is niet omdat ik bang ben, maar geheiligd zij Uw naam.
Ik heb mijn Vaderons vergeten - sedert mijn eerste communie.
Schrobberbeek en Suskewiet
(bidden ‘Vaderonsen’ - onderwijl Pitje vogel meehommelt. - In een Foorwagen - die ongezien reeds dààr stond doemt een lichtje op. 't Is als een verrijzend visioen. De drie mannen liggen nu op rij geknield te bidden).
Wees gegroet Maria... Hoor!
De drieën de drieën... Vol van Gratie.
De Heer is met U... zie er is licht onder het ijs! En zie ginds...
Suskewiet en Pitje Vogel.
En gebenedijd zijt gij boven alle vrouwen en gebenedijd is de vrucht Uws lichaams Jezus
(zij knikken te gelijk),
Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, wij arme zondaren, nu en in het uur van onzen dood... Amen!
Amen!... Zie de Foorwagen.
Op ééne!! Zoo even zagen we hem toch niet?
Zou het dezelfde zijn als van toen... bij Polien?
Laten wij den weg vragen!
Laat Pitje Vogel het doen!
Dat durf ik wel
(gaat op den wagen toe en klopt).
Hei, hei.
(verschijnt in de verlichte deur).