Pogen. Jaargang 2(1924)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] [Nummer 2] Nu las ik pas.... Nu las ik pas een boek van Broeder Frans de groote poverello van Assisi. Niet dat hij vogels namen gaf... Een krans van lieflijkheid en zonlicht is te vroeg verdord. En velen zijn er, die der aarde geur niet vreemd is, en die de vogels en de bloemen groeten op hun weg. Ik denk nu aan het andere, de kracht en eerlijkheid die in gestagen strijd hij stelde tusschen zich, en wat de wereld is. Zijn gróóte en wijze liefde: Zóó, dat hem nimmer griefde iets van de hardheid van dit grove, aardsch bestaan. Zijn gaan was steeds gestadig naar het ééne Doel. Waarom ben ik niet beter, God? Ik vraag het U, omdat ik zelf het nimmer weet. Ik streed wel immer tegen 't antwoord op die eene vraag. En draag Uw nog geknopte Zaligheid door alle dagen om. [pagina 34] [p. 34] Waarom ben ik niet beter, God? Dit is geen spot met wat van 't leven hoogste waarheid is; een vraag in simpelheid.... Maar is dit nu niet alles? Is niet de strijd van iedre dag rondom die eene vraag? Waarom dan niet? Waarom? Waarom? Het is de groote dagelijksche lafheid, het is de leugen van een gansche stam, die, steeds op zoek, te ver van Vader kwam, en nu beangst is voor rechtvaardigheid. Het is maar éven, éven willen! Het willen maken van een keerpunt in de tijd. Het is het stillen van alle honger naar een aardsch bestaan. 't Is een de waan bespotten, van de wereld gaan. Want ziet niet ieder, vast en sterk, het groote werk waarop de wereld, ziek en deerlijk, wacht? Help onze lafheid dan, wees onze sterkte zonder U werkte geen heilige alleen. Waarom, waarom ben ik niet beter, God? Het is maar éven, éven willen! ALBERT KUYLE. Vorige Volgende