Pogen. Jaargang 1(1923)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 280] [p. 280] Gij breekt mijn geest, heer! Gij breekt mijn geest, Heer. Daags wel iedre maal Soms door een zoete cello, of 'n zwaar choraal. Vlak vóór mijn venster bloeit een Paul Crampel Iets wonders uit Uw wondre schepping is dat wel. Vaak, in een duistre, warme bioscoop Komt uit den hoek, waar heel het poovre strijkje zit Het felle zuchten van de snaren, gieren aan mijn oor. Ik hoor De levensroep, die, goed of kwaad, De felle, strenge scheidslijn door dit leven slaat. Ergens is dan een oude karhond, Die onder de sterren crepeert; Of een heel klein kindje, dat de liefdewetten leert: Wees goed voor alles, wat de Heer U schiep. (En 't wist niet, dat die oude hond om streeling En om eten riep.) Ik ken, Heer, nu het mooiste dat Gij maakte En ontwaakte Pas, toen ik voor het eerst haar komen zag. Veel moois heeft mij sindsdien verlaten: Uw breken is vaak hard, en zonder medelij. Vlak vóór mijn venster sterft m'n roode Goede Paul Crampel. Iets droefs Uit Uwe schepping is dat wel. Juli -23. ALBERT KUYLE. Vorige Volgende