Marche funèbre.
's Avonds liep het jongetje op de sterren. En overdag praatte hij wartaal, zeiden de menschen en legden hem onder een broodkar. Het jongetje stond op en was een hinkepoot. Maar in een brandkast kreeg hij twee zekere beenen. En het mager scharminkeltje werd eene dikke man, die met een kanon jacht maakte op mollen. Trampelend op twee woedende boem-boem-trommen, serveerde hij de mollelijkjes in een kermistentje. Tienduizend burgers hoestten hoeraatjes naar dit onweer en zeien: ‘fameus!’ Maar een stoute jongen prikte met een naalde den transpireerenden dikkerd in zijn been. Ontploffing. De tienduizend burgers riepen ‘o jé!’ Een fluitende vrijbuiter pikte de grijze mollelijkjes en het lekke kinderbalonnetje aan zijn puntige stokje en begroef ze in een zak met sigaren-peukies.