| |
| |
| |
Over estetika
door Drs. Jean van de Voort.
IK verklaar de sterke scheppingsdrang, vooral der jonge katholieke kunstenaars, door de bevestiging van de diepste fundamenten van alle menselike doen: het wijsgerig inzicht.
Deels nog niet in eigen denken voldoende geordend en aldus zich uitend in zeer aanvechtbare gezegden - deels onbewust zelfs - maar overal doorvoeld in blijheid - het onbepaalbare van een voorjaarsdag.
Het deed nog wel pijn, dit bittere negeren, verguizen zelfs van niewe leven, vooral waar het kwam van katholieke zijde.
De 19e eewse kaotiese stapeling van estetiese beweringen, steunend op het moeras der vele filosofiese systemen, is wel verzonken nu onder de stijgende dag.
De bevestiging van de neo-skolastiek tot de katholieke wijsbegeerte bij uitstek en de stijgende sympathie voor dit echte prachtige denkpaleis zelfs bij andersdenkenden - is een feit vol verheuging.
Dat echter nu nog, ook in katholieke middens, over kunst - een der meest verheven levensdingen - zo weinig juist wordt gedacht en geschreven - kan alleen verklaard door de weinige interesse die St Tomas zelf voor de filosofie der kunst heeft getoond. De hoofdaandacht van zijn tijd gold de teologie, de metafiesiek, zoals echter in onze dagen de kunstfilosofie, de estetika in aller denken voorop schijnt te gaan. Het vele praten over deze dingen eerst door Baumgarten even vóor de 19e eew ingezet is gedurende de vorige eew zo in het algemene interesse uitgebreid, dat ze nu zelfs reeds als periode-bepalend kan gelden.
Van erkend neo-skolastieke zijde zijn twee boekjes verschenen: L'oeuvre d'art et la Beauté van professor M. De Wulf en Art et Scolastique van Jacques Maritain. Grundlegend kan alleen het eerste genoemd worden en dat nog onder reserve, waar hier zo ver van de tegenwoordige strijd wordt afgebleven en o.a. de estetiese zijde van het vraagstuk te zwak wordt belicht en over de natuur en de kunst zeer aanvechtbaar verouderde dingen worden gezegd.
Toch is het nu als een psychologies ogenblik te noemen om de studie ter hand te nemen die ons het komplekse wezen der kunst in zijn geheelheid doet kennen.
De grote fout der subjektivistiese filosofie is gelegen in het eks- | |
| |
klusieve naar voren schuiven van het emotieve gebeuren der kunst, de kunstgenieting, maar heeft tot mooie en beachtenswaardige gevolg, de zeer verdiepte kennis van dit genot.
Onder invloed van Kant die, ondanks alle betere bedoelingen het subjektivisme vrije baan gaf door de autonoomverklaring van de menselike geest, en van Hegel's wijsgerig systeem waarin door het schone boven filosofiie en religie te verheffen als Anschauung des absoluten Geistes, de estetika een zo voorname plaats werd gegeven, groeide onstuimig de subjektivistiese estetika van Lipps en Volkelt, waarnaast sedert Fechner, een hele staf van geleerden met de verfijnde instrumenten der experimentele psychologie, de op de eerste plaats geschoven zinnelike aandoening der schoonheidsgeniettng analyseerden.
En zelfs de psychopatologiese studies van Freud en zijn volgers, geven verrassende resultaten, al is hier dubbele voorzicht nodig.
Nu echter, al deze uiterst interessante uitkomsten verwerken met de verfriste denkresultaten van St Tomas, moet ons wel heel dicht tot hechte konkluzies voeren.
***
De neo-skolastiek ontleed het wezen der kunst in een objektieve en een subjektieve element, het kunstvoorwerp, het schone ding en de kunstimpressie, het genot der schoonheid.
Het kunstvoorwerp in wezen en ontstaan door De Wulf voldoende en scherp gedefinieerd, is in enkele woorden omlijnd een in eigen wezen volmaakt voortbrengsel van ons maken, en dat dit zijn, in de maat, het rietme, de verhouding van een lichtbevattelike, duidelike, luisterrijke orde openbaart; de splendor formae van St Tomas en de splendor ordinis van St Augustinus.
De kunstimpressie waar ik me nu bij beperken wil, omdat zij bij De Wulf en Maritain te eenzijdig benaderd worden, kan in zijn essentiele wezen gedefinieerd worden als een volmaakt akkoord, een syntonie tussen kunstwerk en beschouwen.
Pulchrum est quod visum placet is het tomistiese gezegde: het schone is een verheuging van een menselik aanschouwen door het zinnelike waarnemen en het geestelike, intellectuele omvatten.
Dit zinnelike waarnemen, het zuiver materiele der zinnelike aandoening, wordt psychologies vervolledigd en versterkt door het
| |
| |
geheugen in hare direkte en assosiatieve werking en uit deze konkrete gegevens abstrateert het intellekt, de ideeën, het ideaal van vorm en inhoud dat de kunstenaar bij zijn werk heeft geleid. Uit deze konkrete en abstrakte benadering van het kunstwerk door zinnen en intellekt, ontstaat de verheuging, het kunstgenot als het schone ding volmaakt is in zijn verhouding tot deze zinnelike en geestelike waarneming, als het een volmaakt objekt onzer liefde zijn zal, als er een volmaakt akkoord, een syntonie bestaat tussen de energieën in het kunstwerk en de verlangende levensenergieën van de mens.
De analyse dezer syntonie als menselike bron van schoonheidsgenot in de harmoniese opheffing onzer neigingen en verlangens, is een zeer interessante bron van modern estetiese inzichten, - maar alleen ook juiste inzichten als zij logies vloeien uit het diepe zuivere tomistiese begrip.
In een lezing vóór meerdere jaren terug, vroeg ik ten overstaan van het gehoor: Waarom is een normale muziektoon een aangename, mooie klank? Warom doen hare 435 trillingen per sekunde een aangenaam gevoel ontstaan in ons gehoor en klinken een tiental trillingen per sekunde meer of minder, vals en onaangenaam. - Waarom is de maat van muziek, hoe wild en woest, hoe innerlik bewogen ook, steeds in matematiese onderverdelingen te herleiden en klanken en stilten in gelijke, evenwichtige verhoudingen verdeeld? - Waarom konstrueerden de Egyptenaren en Grieken, hunne pyramiden en tempels volgens het schema van driehoeken, volgens het pentagram of andere eenvoudige geometriese of aritmetiese verhoudingen? - Waarom is de Gulden Snede een schoonheidsfaktor? - Waarom zijn sommige eenvoudige kleuren b.v. geel, waarvan het aantal trillingen per sekunde 508 trillioen bedraagt, aangenaam, mooi in ons oog en andere, alleen verschillend in trillingsfrekwentie van 't licht, onaangenaam? - Waarom biezonderlik hinderlik: de samenvoeging, de naast-mekaarplaatsing van sommige kleuren? - Waarom enkele geuren, - rozen en fijne tabak, strelend, andere, in wezen geheel dezelfde, niet te verdragen? Is het iets anders wat in ons bewustzijn doordringt, wat smaakt, als we bijten in een banaan of in een stuk zeep?
Dit ene antwoord kan alleen hierop gegeven dat ons lichaam voor elk dezer trillingen geschikte, juist afgestemde zenuwen heeft.
De bestaande kleinere verschillend op de rekening schuivend - niet zonder meer, maar experimenteel te bevestigen - van milieu, tijd,
| |
| |
ras, opvoeding etc. - hier ook 't verschil van ‘smaak’ - kunnen we door het feit, dat alleen bepaalde tonen, bepaalde kleuren, bepaalde verhoudingen aangenaam aandoen, schoon zijn - konkluderen tot het bestaan ener algemeen menselike schoonheidsnorm, dus dat voor alle mensen bepaalde trillingen, bepaalde overeenkomst in de zinnelike eigen trilling en de trillingen der schoonheidsobjekten, bepaalde verhoudingen dus, de rustige aangename rythmiese harmoniese, medetrilling syntonie, kunstgenieting ten gevolge heeft.
En is er ook iets logieser, gezien de werking van onze gewaarwordingen, van ons zinnelik leven, gekomposeerd uit milliarden atoomdeeltjes, waarin de zenuwstromen de gewaarwordingen onzer zintuigen overbrengen in trillingsgolven, waarin de geheugen- en andere sentra, door elke nieuwe gewaarwordingsstroom worden beroerd, geinduseerd, dan dat mede in trilling geraken de gelijkende atoomdeeltjes, zetels van gelijkende gewaarwordingen en in de medetrilling dezer alsdan geassocieerde indrukken, de mogelikheid ontstaat tot een veelzijdige rietmiese harmoniese ontroering.
Weest niet bevreesd voor een afdwalen in materialistiese richting! Ook een hond vormt assosiaties en heeft geheugen: en al zijn deze dingen in hun werkelik wezen zo verborgen als heel het plantaardige dierlike leven, in de moderne uitkomsten der atoomleer ligt een prachtige mogelikheid voor een zeer bevredigende hypotese.
Ik weet niet of het de lezer vreemd aandoet, maar met een juist inzicht in de kompleksiteit der wereld, waarin alles toch weer op zijn plaats blijkt, moet het toch gewoon lijken, heel het kosmiese zijn en gebeuren bij elke werkelik grondige bestudering van een onderdeel, vooral van het verhevenste, het leven en de mens, aan een onderzoek te onderwerpen.
En is de mens niet het verhevenste der aardedingen, is niet de kunst het meest volmaakte werk van de mens en de kunstgenieting, de volkomene oplossing in harmonieën, in actieve rust der strevingen van onze ziel en zinnen? Het hoe en waarom dezer volmaaktheid in de kunst, al is ze metafiesies te befilosoferen, moet toch ook gezien de overgrote afhankelikheid van de zinnelike waarneming fiesies te benaderen en in zijn werkelik wezen te bepalen zijn.
Door de laatste uitkomsten der atoomleer is de chemie van haar alchymistengetover ongeveer geworden tot een nuchter rekensommetje over dingen die in de fiesieka tuis horen, en het zal niet lang meer
| |
| |
duren, dat de serie der vreemdsoortige namen en troeblerende afkortingen zal verdwijnen voor een reeks van kompositoriese waardesijfers, te beginnen met waterstof is kern + één elektron, helium is kern + 2 elektronen, litium is kern + 3 elektronen enz., al zijn op het ogenblik enkele tussenelementen nog niet gekend.
Wat hiervan de betekenis is voor de estetika blijkt uit een simpele verwijzing naar de kristalformaties, het onveranderlike, bewonderenswaardige gevolg dezer atomistiese samenstelling der stoffen en van deze kristallen naar de vijf regelmatige lichamen, het 4, 6, 8, 12 en 20-vlak welke Plato de mooiste noemt die er zijn.
Van hieruit ronddwalen langs de zo uiterst interessante vormen van plant en dier, door Haeckel verzameld in zijn Kunstformen der Natur en waarvan u allen verschillende bekend zijn: roos (vijfbladig) Bisschopsmuts of Kardinaalshoedje, maretak, zeester en vele andere diertjes en planten, brengt ons niet van ons eerste terrein. - En hoger uit in het rijk der getallen en verhoudingen blijven we nog steeds in eng rapport met onze eerste opzet, als we zien, hoe de grote beheerser van deze verhoudingen en meetkundige konstrukties, en die evenzeer de beheerser blijkt van de opbouw van plant en dier, de gulden snede, de divina proportio, door de grote wereldkenner Kepler de idea creationis wordt genoemd. Zegt niet de H. Schrift in veelvuldige herhaling: ‘Gij hebt alles naar maat, getal en gewicht geordend’? Ik kan hier natuurlik niet in details treden maar wie de zeer belangwekkende en uitvoerig gedokumenteerde - o, deels reeds oude maar in niew licht te stellen - studies van Zeising, Maertens en niewere van Pater O. Wolf, Naber, F. Max Anton en vele andere eens wil doorwerken komt tot verrassende inzichten.
Dat deze orde het duidelikst en eenvoudigst spreekt uit de abstrakt geometriese kristalformaties, uit de materie die we dood noemen, verder doch voor elke hogere levensorde in de meer en meer gekompliseerde samenstelling van planten en dieren, mag ons wel geleidelik voeren tot de nu niet meer zo stout klinkende uitspraak, dat ook de mens, dit verhevene scheppingswerk, ook de idea creationis als basis van zijn uiterlike maar ook innerlike opbouw heeft. Konstrueren de Beuroner monniken niet hun mensfiguren volgens het hexagram en is onze intellektuele behoefte aan orde geen nog hoger bewijs?
Pater Wolf zegt in Tempelmasze: - Da das Masz von Gott in die Dinge gelegt worden ist, hat es der Künstler nur aufzufinden und
| |
| |
danach sein Werk zu bilden; er hat es nicht zu erfinden. Seine aufgabe ist es, die ‘Urgedanke Gottes in der Schöpfung’, gleichsam nach zu schaffen, so wie es die Aufgabe des Ästhetikers ist sie nach zu denken.
Onze zintuigen met het zenuwstelsel te vergelijken in opbouw en werking met een elektriese machine - denk aan Galvani's kikvors- is niet zeer bevreemdend. Ik doe aan radiofonie en weet wat afstemming - het stellen der kapasiteiten, golflengte enz. van ontvangtoestel in verhouding tot de kapasiteiten van zender betekent voor goede en sterke ontvangst. Zo zal ook de aandoening, de medetrilling onzer zintuigen welke een te berekenen kapasiteit bezitten, bij opname van geproportioneerde, afgestemde, gesyntoniseerde indrukken, het meest direkt, en intens en aangenaamst zijn. Hier ligt ook de volmaaktheid der verhouding van ding tot waarneming en het bereiken van een volledige estetiese genieting, zoals ik het reeds noemde, in een volmaakt akkoord, de syntonie van het werk met de genieter.
In deze richting ligt verder een nog nauw betreden weg tot inzicht in wezen en werking der assosiaties, de verhoudingen van kleur tot klank - denk aan Rimbaud, Verlaine - aan Oswald Spengler's, Farbenfibel etc. F. Max Anton komt na zeer interessante berekeningen tot deze konkluzies: ‘Die Zahl der Schwingungen, durch welche eine sekundäre Empfindung ausgelöst wird, steht mit der Schwingunszahl der primäre Empfindung in einem proportionalen Verhältnis’ en verder: ‘Alle Sinneswahrnehmungen sind Manifestationen einer Kraft, deren Schwingungen als Intervalle in einem, für alle Sinne gleichen proportionalen Verhältnis stehen.’
Maar hier mag niet worden vergeten of onder wijsgerig onjuiste woorden worden verdekt, - zoals zelfs Pater Wolf het doet, - dat de mens zinnen en verstand bezit en een volmaakte syntonie van een kunstwerk met de waarnemende zinnen nog niet de eigenlike harmoniese genotvolle rust van àl de vermogens van de mens bewerkt.
Met behulp van, doch boven het zinnelik leven, leeft de mens een intellektueel leven, dat ook in het kunstwerk en kunstgenieting zijn grote rechten laat gelden.
Het is de inhoudswaarde der schilder- en beeldhouwkunst, dramatiek etc. die ik hier in enkele grote trekken zal trachten te bepalen. Alles volgt wel heel logies uit de wijsgerige opbouw van het inzichte zoals De Wulf nog 't beste uitlegt, maar nergens vond ik een eniger- | |
| |
mate duidelike beschouwing, die o.a. het vele holle gepraat rond de moderne kunst betrekkelik vlug zou doen verstommen.
De harmonie der sferen in atoom- en sterrenstelsels, de verlangende drang naar orde van al onze vermogens, de alles doordringende idea creationis is in de kunst niet enkel beperkt tot kleur en klank en lijn. Van de kubisten, wier grote waarde anderzijds weer gelegen ligt in hun zuivering der kunst van het vele bijkomstige en hinderlike dat haar lange tijd in waarde drukte - is de grote fout geweest, door te draven op een niet voldoend uitgewerkt prinsiepe. Ware de voorstelling het voornaamste, dan zou het vreemd zijn dat juist de kunstkenner - niet de keukenmeid - meer let op het hoe dan op het wat in een werk. - Dan ware het onverklaarbaar dat Rembrandt de opdrachtgevers tot zijn Nachtwacht van zich vervreemdde door zijn magistrale werk niet een traditionele rijtje portretten te laten worden. Dan ware 't belachelik, een stilleven van Cézanne - een paar aarden potten en een sitroen hoger te schatten dan een portret van den Paus door van Welie.
Toch blijft het een overduidelik feit, dat de Disputa van Rafaël voor de ontwikkelde vooral katolieke mens, heel wat waardevoller is dan een kompositie van Piet Mondriaan, en Vondel's Altaargeheimnissen, zelfs zijn rijzangen alleen uit Lucifer veel meer dan een versje van 6 regels van Rilke.
Naast de vermogens van gehoor, gezicht etc., hebben wij de vermogens van onze verbeelding, geheugen en verstand. Hier leeft alles wat we gedurende ons bestaan hebben gedaan en waargenomen, overdacht en gefantaseerd, bewust of onbewust een eigen leven voort. Door ouders en omgeving, opvoeding, godsdienst, tijd enz., zijn we ook nog in eigen aard, verlangens en wil omlijnd en geworden tot een scheppende of waarnemende persoonlikheid, waarvan de besijferingen van penta- of hexagram niet steeds zo eenvoudig op zijn na te gaan.
Niet dat ik hier wil ontwijken of aantasten het prinsiep van orde en regelmaat, maar daar ik hier wil vastleggen, dat in de kunst deze orde en verhouding niet uitsluitend door getal of maat in hunne engste betekenis mag gevonden worden. Een Madonna, een engel, een boom, een aarden pot op een schilderij zijn van hogere waarde dan een zuiver vlak of lijn; - de houding eener danseres met verlangend wijdgespreide handen en ekstaties doorgloeid gezicht is meer dan enkel plastiek, - de klankenstroom van Beethovens Appas- | |
| |
sionata is meer dan koel te besijferen rietme. - In de Disputa van Rafaël is het te beschilderen vlak niet alleen in vlakmatige orde gevormd tot een eenheid in gerietmiseerde veelheid en onderscheidenheid. maar boven dit enkel zinnelik estetiese uit is bestreefd en bereikt een teologiese, godsdienstige, hieratiese, kulturele en geschiedkundige orde, die door maar boven de harmoniese, syntoniese genieting der zinnen uit, de kultureel voldoende hoogstaande katholiek tot ook een ver verhevener genieting in een harmoniese rust zijner aktieve vermogens van hogere orde voert. En elke verscherping van inzicht in het werk, door grotere kennis van de scheppingstijd, de renaissance, van de teologie, de literatuur vooral over het verheven onderwerp - maakt de genieting dieper en intenser.
De neo-skolastiek noemt dan ook de kunstperseptie progressief. Na de schok veroorzaakt door de splendor, de luister van de vorm in de orde volgt een binnendringende arbeid van waarnemen der veelheid, rijkheid van elementen, totdat tenslotte de genieting volgroeid is in het volkomen geharmoniseerde bezit. Dit bij eenieder zelf te konstateren feit, zou bij loutere afhankelikheid van de uiterlike en ook innerlike afgestemdheid, syntonisatie der verhoudingen, geheel anders moeten zijn. En zelfs hij die door een werk der zuivere beelding bij eerste zien onaangenaam wordt getroffen, kan bij eliminering van de vroeger te sterk gekultiveerde emotieve verlangens der voorstelling, komen tot een juiste waardering en genieting van zulk werk. Hier ligt de juistheid ook der soms wel wat holle beweringen van Theo van Doesburg e.a. over de beeldende kunst als absolute kunst, als algemene en volkskunst.
Ging onze tijd als reaktie op het naturalisme naar een vooropstelling der vormwaarden, hij ging konsekwent en met een duidelik gevoel voor klassieke rust door in het elimineren van de dingen die in de evolutie der tijden veranderen: alle konkrete godsdienstige kulturele gedachten en gevoelsvoorstellingen. Het is zeer juist dat, wat de werkelike artiesten der abstrakt-beeldende groepen maken, steeds, in alle perioden even sterk gesmaakt zal moeten worden door al degenen die zich boven de tijdssmaak zullen weten te verheffen - maar ook niet meer dan het nu gebeurt - en dit is tevens de veroordeling.
Maar toch bij alle beschouwingen over de inhoudswaarden, mag niet uit het oog verloren, dat kunst iets anders is dan ensyklopediese repititie. Orde, rietme, verhouding, blijven ondanks alle verheven ideeën,
| |
| |
absoluut noodzakelik, primair zelfs voor onze menselike kunstgenieting, daar alle waarneming der realiteiten door onze zinnen moet komen en ook ons verstand orde behoeft.
Of de schoonheids-ontroering in God, zoals de mystikus misschien kent, ook kunst genoemd mag worden durf ik niet zonder meer beweren en als Vondel in de Lucifer zingt: Wie is het die zo hoog gezeten - dan is het, volgens mij toch 't rietme van klank en woord en beeld, verhouding van zang en tegenzang, die onze ontroering wekt, al voert de verheven gedachte, de duiding op de goddelike orde, dit alles op tot duizelingwekkende hoogte.
Heel mijn beweren moet voor de entousiasten van het expressionisme en al degenen die over de heftige gevoelsuitingen der moderne kunst praten in, o zo los in de lucht hangende ideeënrafels, wel uiterst vreemd voorkomen.
Maar, al voel ik op het ogenblik weer veel voor werkelik klassieke rust in evenwicht der harmoniese ontroering, zoals zij trouwens als reaktie op de te heftige bewogenheid van het expressionisme weldra volgen zal - reeds gevolgd is - toch doet deze gevoelskunst niets af aan mijn schijnbaar zo strak gespannen systeem.
Vooreerst - en dit zou ik voor sommigen eigenlik in zijn geheel moeten onderlijnen - al houd ik absoluut vast aan het pentagram als idea creationis en de rekenkunstige schemata van alle kunst - ik wil onder geen vermomming ook weten van een normatieve estetiek. Evenals de taal geen de Vries en Te Winkel-wetten verdaagt, kan de kunst als vrije levensuiting in uiterlike kluisters gelegd. Het onderzoek van het systeem der divina proportio in planeten mineralen, plant en dier en mens wil alleen en mag alleen zijn het omlijnen van de bodem waaruit de kunst spruit, het vaststellen der as waaromheen de vrije levensenergieën zich bewegen in de evolutie der tijden. Dat de Grieken hun tempels meer volgens het hexagram bouwden en de Egyptenaren met de romaanse meesters volgens een veel stompere driehoek dan de Gotiekers, die trouwens het pentagram-raam Amiens, rozenkruisers enz. - hoofdzakelik gebruikten, is niets anders dan een kunsthistories vastleggen van deze periodieke gevoelschommelingen.
Wat hier de uiterlike verhoudingselementen betreft, is, bijvoorbeeld in de moderne kunst - het vaststellen der vooropstelling van
| |
| |
de inhoudswaarden, de gevoelsaffekten, - als reaktie tegen de estetiese vervlakking der impressionistiese periode.
Het onderzoek naar de statiese en dynamiese orde, waaraan de Wulf ook een zinnetje wijdt, is hier de weg die voert tot een juist begrijpen b.v. van het ekspressionisme. De statiese orde moet bepaald als een in zich gesloten, in zich zelve berustende geheelheid: de ring, het vierkant, de driehoek, een griekse tempel, een beeld van Phidias, maar ook het versje Serenade van Wies Moens in Pogen IV. - De dynamiese orde bestaat in een samenvoeging van meerdere in zich statiese maar onevenwichtige dissoneerde elementen, maar die in deze samenvoeging zich onderling beïnvloeden en omwerken tot een eenheid waarin de samenstellende faktoren in onderlinge wisselwerking toch tot een resultaat van statiese orde zijn gegroeid. Dit resultaat van de werking der delen ligt soms deels over het kunstwerk heen, waar de rust der heftig bewogen waarneming soms eerst volgt in een haast zuiver ideële sfeer.
Zoals de statiese kunst meer werkt met zinnelike middelen ter rustige opwekking en evenwichtige bevrediging van alle levensenergieën, passies en verlangens, werkt de dynamiese kunst meer met deze energieën zelf, welke door gedurfde brutale opwekking en naast mekaar plaatsing, opgevoed worden tot een klimaks van eindelike rust.
Voorbeelden van dynamiese werkingen zijn aldus de smalle hoge deur en brede raam in een gevel, de toren naast kerk of raadhuis op een marktplein, de staties van Servaes en de meeste verzen uit De Boodschap.
Om niet te veel ruimte in beslag te nemen zal ik sluiten, wat hier slechts een brok is, - langs vele kanten onbehouwen genoeg - uit een omvangrijke studie dezer zo interessante kwestie. Ik ben ze begonnen om een houvast te vinden in de geweldige vaagheid der vele beweringen die dageliks te lezen zijn, en ik ben overtuigd dat alleen in de lijn van dit denken, de weg ligt die zeker is.
|
|