| |
Rainer Maria Rilke
door Jean van de Voort
ER is een stille mooie bekoring in 't schrijven over een stille mooie mens: té stil zelfs om in de frisse Mei de volkomen sintonie te bereiken waaruit de juiste woorden zouden ontstaan. Feitelik ook niet in Pogen, dat jong en sterk is en moet blijven, maar in een perkamenten kloosterkroniek zou over Rilke verhaald moeten worden, de fijn-versierde letters schikkend tot woorden en zinnen, najaarsbloemen langs paadjes van kalme tuin.
Dit is gevaar voor jonge mensen, een leven, een werk te zien van een zeer edel mens, een intent verfijnde artiest, een diepzinnig doorvorser der levensdingen en kinderlik godsvruchtige lyrieker - katholiek - maar die alle kracht mist.
Neo-romantieker uit Oostenrijkse sfeer - zijn jeugdwerk staat heel dicht bij Hugo von Hoffmannsthal -, precieus als de Wiener Schule. - De laatste zwakke telg van een oud adelik geslacht der Kärnten, die een last van ewen, al de liefden en het lijden der voorvaderen opeengetorend in zich meent te voelen leven en sterven.
Geboren in 1875 en opgevoed te Praag in het oude huis, waar van de vroeger weelden slechts de herinneringen gebleven waren, later vrij
| |
| |
- vader en moeder stierven vroeg - bezocht hij enkele universiteiten, maar is ‘skolar geblieben’ zoals hij zelf in een versje zegt. - Dan, - heimatlos door de wereld zwerven: ‘Und man hat niemanden und nichts und fährt in der Welt herum mit einem Koffer und mit einer Bücherkiste und eigentlich ohne Neugierde’; en als meest karakteristieke uiting:
‘Ich bin zu Hause zwisschen Tag und Traum.
‘Dort wo die Abendglochen klar verklangen
‘und Mädchen vom verhallendem befangen
‘sich müde stützen auf den Brùnnensaum. -
- Maar wat is dat alles weinig interessant te midden van het forse leven dat we om ons voelen en dat te voeden ons sterke streven moet zijn. Leven is meer dan droom, hoe zeer ook romanties en mooi!
Maar leven moet ook mooi zijn. De daad, het pogen moet én onze kracht én onze liefde hebben, die het maken volmaakt, - heel onze liefde die rusteloos over de wereld en over de sterren gaat zoekend de edelste vormen, de fijnste werktuigen en zuiverste kleuren en het werk onzer kracht en kunde siseleert tot het schone van kunst.
Bij Rilke is heel veel moois en daarom past hij tussen - bóven - ons en dan is ook, het gelukkig nu opgeklaarde van zijn verwazende ‘sehnsüchtige’ atmosfeer wel te vergeten; dit zelfs te gemakkeliker omdat in zo veel uitingen hij ons heel nabij staat.
Wie echter wil en kan, in brede uitzetting zijner emotiemogelikheden, parkkultuur van bloemrijke bodem, - elke kunstenaar in eigen sfeer volkomen benaderen, die zal bij Rilke een genot als bij weinigen vinden.
Lyrieker bij uitnemendheid en van een niet gekende sensibiliteit, zingt hij zijn weemoed, zijn verlangen uit in een taal, zo rijk, zo fijn, zo smedig gemaakt voor de subtielste gevoelsschakeringen, dat hij eenieder inneemt, die tot hem nader komt.
... Ich habe kein Vaterhaus
und habe auch keines verloren
meine Mutter hat mich in die Welt hinaus geboren.
Da steh ich nun in die Welt und geh'
in die Welt immer tiefer hinein
und habe mein Glück und habe mein Weh
In zijne vroegste verzen, gepubliseerd toen hij even twintig was: Larenopfer, Traumgekrönt Advent e.a. heeft hij reeds voluit de tere
| |
| |
stille meisjesachtige stem en woorden die hem karakteriseren, al zal het leven hem dieper doen worden.
Niets is gemakkeliker dan te siteren uit Rilke's vele bundels, uit elk der vele bladzijden waarop de verzen elkander volgen als golfspel van bron in zonnig herfstbos. Maar alles is zo weemoedig dat 't soms werkelik moeite kost er geheel in op te gaan:
‘Ick wollte, sie hätten statt einer Wiege
mir einen kleinen Sarg gemacht.’
Een versje als 't volgende uit Funden behoort tot zijn sterkste:
ein Schlosz an Wellenschweren
atlassblassen abendmeeren -
und in seiner saulenlehren
Sälen warten Preis und Prunk,
Weil wir beide wiederkehren
ohne Krone und mit leeren
In Gaben klinkt het ‘stark und breit’ van 't nu volgende vers haast vreemd uit zijn mond:
durch alle Tagen Schweifen
mit tausend Wurzelstreifen
tief in das Leben greifen -
weit aus dem Leben reifen
‘Tief in das Leben greifen’ - dit wordt echter meer en meer de opgave van zijn stille dag. En al zijn het in onbewuste keure haast enkel de teerste fijnste levens en levensdingen, die hij doordringt in overgevoelig tasten: kind, meisje, moeder, liefde, vriendschap, armoede, dood, God, - hij zegt er o, zo mooie dingen van in liedjes en versjes, ware juweeltjes.
Mag ik herinneren - dit moet gekend - aan 't liedje uit Mütter:
Leise weht ein erstes Blühn
und, in meinen Traumen kühn
seh ich dich im Laubengrün
hold in ersten Muttermühn
| |
| |
en waar verder de tere woorden zo melodieus zijn gelegd om het resitatieve: ‘Blühe, blühe Lindenbaum’.
Von den Mädchen, Mädchengestalten Gebete der Mädchen zur Maria, - alles is vol van een zo overfijne sentimentaliteit die werkelik alleen door het uiterst presieuse van klank en beeld kan blijven bekoren.
Maar Rilke blijft groeien in charmerende kracht. Het Buch der Bilder (1902) is zo vol fijne vondsten van taal en beeld dat weerstand moeilik is.
...Ans unendlichen Sehnsuchten steigen endliche Taten wie schwache Fontänen... elders;
Ook een Requiem staat hierin, aan een vriendin der jeugd. Apart gebundeld, zijn nog twee andere Requiems verschenen, Leven, liefde, vriendschap en dood zijn 't onderwerp der tere stille diepe zangen. Hier schrijft hij o.a.:
Viele Dingen, die nur im Gefühle der Frau sind,
welche die erste Liebe erfuhr
weisst du... Maar - iets verder:
... Du... lebtest in Ungeduld
den du wusstest: Das ist nicht das Ganze.
Leben ist nur ein Teil... Wovon?
Leben ist nur ein Ton... Worin?
Leben had Sinn nur verbunden mit vielen
Kreisen des weithin wachsenden Raumes, -
Leben ist so nur der Traum eines Traumes
Aber Wachsein ist anderswo.
In deze tijd is Rilke als een soort sekretaris van Rodin geweest en 't is wonderlik hoe zijn dichtkunst aan plasticiteit wint. Neue Gedichte en Neue Gedichte anderer Teil zijn overvol verzen op bekende plastieken en Rilke's zeggingskracht is verbazend.
Heeft hij zijn artistiek kunnen gedwongen tot minstens deze daad?
Leest Prophet:
Ausgehnt von riesigen Gesichten
hell von Feuerschein aus dem Verlauf
der Gesichte, die ihn nie vernichten, -
sind die Augen, schauend unter dichten
| |
| |
Ook Schwan - mooie symbool op de dood - en Panther zijn gebeeld in korte verzen die blijven zullen en steeds gesmaakt - Hoe uitgezocht zijn beelden zijn, hier wel overdreven presieus spreekt uit: Flamingo's:
In Spiegelbildern wie von Fragonnard
ist doch von ihrem Weisz und ihrer Röte
nicht mehr gegeben, als die einer böte,
wenn er von seiner Freudin sagt: sie war
noch sanft von Schlaf. Denn steigen sie ins Grüne
und stehn, auf rosa Stielen leicht gedreht
beisammen, blühend, wie in einem Beet,
verführen sie verführender als Phryne
sich selber, bis sie ihres Auges Bleiche
hinhalsend bergen in der eignen Weiche
in welcher Schwarz und Fruchtrot sich versteckt.
Auf einmal kreischt ein Neid durch die Voliere;
sie aber haben sich erstaunt gestreckt
und schreiten einzeln ins Imaginäre.
Maar altijd door blijft 't werkelikste maken, het omscheppen van het eigen leven tot een mooie daad, achterwege. Altijd door is 't weemoed van zijn doelloos dolen 't overheersende. Daarom ook kon hij zoo doorvoeld schrijven over de stille steden van Vlaanderen.
Leest in Brugge nu.
- Die Gassen haben einen sachten Gang (wie manchmal Menschen gehen im genezen nachdenkend: was ist früher hier gewesen?)...
en met iets verder 't mooie beeld:
... kostet langzam und von nichts gedrängt
Beere um Beere aus der süszen Trank
des Glockenspiels, das in den Himmeln hängt. -
En ook weer daarom beginnen de Frühe Gedichte (1913) opnieuw en steeds:
Das ist die Sehnsucht Wohnen im Gewoge:
Und keine Heimat haben in der Zeit
Und das sind Wünsche: leise Dialoge
Täglicher Stunden mit der Ewigheit.
Und das ist Leben: Bis auf einen Gestern
Die einsamste von allen Stunden Steigt,
die, anders lächelnd als die andern Schwestern,
dem Ewigen entgegenschweigt.
| |
| |
Iets verder staat 't typerende en zo verleidelike:
Du musst das Leben nicht verstehen
dan wird es werden wie ein Fest.
Und lass dir jeden Tag geschehen
so wie das Kind im Weitergehen
sich viele Blüten schenken lässt.
En in 't ook in ander opzicht zo kenschetsende dramatiese schetsje spreekt hij door de mond der Weisse Fürstin:
... Man soll nicht weinen, und man soll nicht lachen;
hingleiten soll man wie ein sanfter Nachen
und horchen auf des eignen Kieles Spiel...
***
Maar ondanks alles, zou en moet dit weemoedige gedroom en getreur, dit willoze drijven door de dagen ontstemmen, was het niet dat Rilke zijn Stundenbuch geschreven had.
Ik durf het wel schrijven, mijn verering voor Rilke is zeker te groot geweest, want hij is buiten het leven, buiten de tijd die volle sterke mensen vraagt, daadkrachtig in leven en in de tijd. Het mooie om 't mooie boven alles te stellen, dit mag ook niet zolang dit mooie niet uit het leven is gestegen tot het boventijdelike der goddelike schoonheid die alleen in en uit zichzelve kan en mag bestaan en in wie de zoeker naar leven- en daad- verfijning dan ook tegelijk levenverdieper en levenverrijker, het uiteindelike ideaal van harmonie en vrede mag stellen.
Is aldus werkelik Das Stundenbuch als een boventijdelike weg tot God - het Heiligst Hart der estetici?
't Is moeilik te zeggen. Er is o, zo wonderveel moois in. Elk blad is overvol als zware honinggraat van zangen tot God, vergaard als nijvere bij op al de bloemen der wijde wereld, doorglansd van hun rijke kleuren en zwaar van hun geur, en op al de bonte levens der mensen die voor hem openbloeiden en waaruit hij puurde zo diep - zo diep. -
Das Stundenbuch verscheen in 1906 en bestaat uit 3 delen: Das Buch vom mönchischen Leben, - von der Pilgershaft, en von der Armut und von Tod. Ze zijn afzonderlik gedateerd uit 1899, 1901, en 1903. Of dit juist is weet ik niet zeker. 't Ware interessant alleen ter vergelijking met de andere bundels die ook in deze jaren ontstonden. In elk geval is het wel zeker dat deze syklus ontstond tegelijk met ander werk
| |
| |
en het dus hierin is dat het diepzinnig godsvruchtige van zijn rijke ziel zich uitgezongen heeft.
Ik heb dit klein boekje - zo pretentieloos uitgegeven - boven allen lief. 't Is wel presieuser dan 't Onze Vader dat zeker rijker want goddelik is, maar het is mooier dan de Imitatio Christi, dat ruwer, sterker en dan ook heiliger is.
Is wel dit Stundenbuck heilig genoeg om het te lezen als gebed! Ik moet wel zeggen neen, want van het willoos weemoedige, dat heel zijn leven kenmerkt is er te veel ingebleven. En is het wel eigenlik gebed, dit loutere serafijnenzingen in steeds herhaalde wierookzwaaien zwaar van geurende beelden... Du bist... Du bist... of het weemoedige mediteren. -
Wij zeggen ook: ‘Geheiligd zij Uw Naam’ maar laten kort daarop volgen in krachtige levensdrang vol van goddelik levensinzicht: ‘En geef ons heden ons dageliks brood. -’
Zoek dit niet bij Rilke, ook niet een vergeten van de wereld in mystiek verloren-zijn in God.
Ik wil niet geloven dat Rilke als panteist dit mooië en verhevene geschreven heeft, al is het sterk soms hier te lezen, ook in andere bundels. Wie Rilke Boedist noemen al nadert zijn religieus quietisme soms zeer de oosterse inzichten en al schreef hij een drietal verzen over Bhudda zelf. Het religieuse leven is zo rijk en zo wijd, kan zo oneindig genuanseerd zijn als Gods oneindige wezen, dat het wel mogelijk is voor een wijsgerig zich uitsprekend mens, misschien ook voor de niet-katholiek grenzen te trekken, maar uiterst moeilik zo niet onmogelik bij een zuiver gevoels-mens zoals Rilke, panteisme vast te leggen.
Als een heilige wil ik hem allerminst voorstellen, zelfs niet als een toonbeeld van katholiek-dichter al gaf hij in 1913 nog het kleine mooie bundeltje uit: Marienleben.
Uit Das Stundenbuch aanhalen zal ik niet. Het is zo boordevol van schoons, dat elke poging tot putten te veel deed uitstromen. Ik kan de lezers niets beters, niets mooiers wensen dat in stille uren heel dit werkje te lezen en te herlezen.
***
Er is verder nog heel veel over Rilke te schrijven. Zijn invloed op de modernen, die meest niets anders doen dan zijn beeld en vorm in sterker heftiger taal te herhalen. Zijn diepzinnige analyse van 't wezen
| |
| |
en werk der schilders te Worpswede. Ik ken geen mooier geschreven, fijnere, maar ook grondiger studie over het naturalisme dan zijne Einleitùng tot het deeltje ‘Worpswede’ der Künstlermonographien. En over Rodin - mon grand ami noemt hij hem in zijn opdracht der Neue Gedichte - gaf Rilke in 1903 een zeer scherpe karakteristiek. En het dagboek: Die Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge (1909) behoort tot de meest interessantste boeken van die tijd. Verder ware uit te weiden over de zo heel rijke vertelsels: Vom Lieben Gott(1901) ook nog over ‘Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke, zo klein en fijn:
Leest: ‘... Er holt die kleine Rose hervor, nimmt ein Blatt. Als ob man eine Hostie bricht.’ ‘Das wird Euch beschirmen. Lebt wohl.’ Ergens anders: ‘...Als Mahl beganns. Und ist ein Fest geworden, kaum weiss man wie. Die hohen Flammen flackten, die Stimmen schwirrten, wirre Lieder klirrten aus Glas und Glanz, und endlich aus den reif gewordenen Takten: entsprang der Tanz.
Het zijn en worden van Rilke met en door anderen en het wezen van anderen met en naast Rilke, heeft voor mij minder belang. Ik ben geen literatuur-kenner. Moet men psychologies ontwikkeld zijn om van één iemand te kunnen houden?
En ondanks zijn Sehnsucht, zijn weemoed en willoosheid, het trots alle edelheid van zijn rijke overgevoelige fijne ziel dekadente van zijn wezen, schreef ik over hem voor Pogen - omdat Rilke het Stundenbuch schreef en omdat hij zo'n groot kunstenaar is, zo rijk en fijn - en de jonge, forse felle bonkige daadkracht van ons pogen - ook in de jonge dichtkunst - niet eer tot daad zal zijn in gehele volmaaktheid boven de tijden - als zij ook niet is groot en rijk en fijn.
den Haag, Mei '23.
|
|