Pogen. Jaargang 1
(1923)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Democratie
| |
[pagina 100]
| |
bezitter, - en om het hier heel concreet te noemen: het groot-kapitaal, - ooit concessies zou doen wanneer deze het in zijn wezen aantastten. Onbewust waarschijnlijk, door de macht der omstandigheden, manoeuvreerde het groot-kapitaal zeer habiel; zoolang zijn door den oorlog geschokte kaders niet hersteld waren: de geest van het leger, het journalisme, de universiteiten en de magistratuur; zoolang het de groepeeringen, gevormd onder het gezamenlijke lijden van den oorlog en met nieuwe idealen bezield, nog te eensgezind verbonden voelde, - scheen het dat de leidende machten naar de nieuwe stemmen luisterden en ernstige hervormingen beoogden. Door schijnconcessies liet de omwenteling zich in slaap wiegen. Tot de tegenactie weer stevig hare kaders in handen had en zich ontmaskerde.
***
De vooruitstrevende naoorlogsche partijen hadden voor leus: ‘we moeten de geesten omwentelen’. Het is dan ook die omwenteling, de meeste gevreesde, die de Reactie trachtte te keer te gaan. En ze poogde het niet alleen defensief, maar weldra offensief. In den aanvang van dit artikel verbond ik de woorden: politiek en litteratuur. Want inderdaad, in de litteratuur zag de heerschende macht den bondgenoot of den vijand die haar de jeugd moest behouden of onttrekken. Weer zou ik den naam van Maurras moeten citeeren, die zijn degelijk talent aan deze taak slachtofferde. Misschien is het gezag van heel de ‘Action Française-groepeering’ op de regeering Poincaré ten deele te zoeken in het feit dat Poincaré inziet hoe die groepeering litterair uitwerkt wat hij ekonomisch nastreeft. Subtiel en zeer juist inzicht wanneer men de kern eener litteraire strooming nagaat. Want het is niet zoozeer het thema dan wel de geest zelf eener litteratuur die gevaarlijk is voor de bestaande machten. Een groot kunstenaar, - ik spreek hier meer bepaald van schrijvers, - is altijd een verlosser; hij verlost of zijne vreugde of zijn lijden; hij verlost de vreugde of het lijden van wie rondom hem leven. De personen die we dagelijks ontmoeten en de toestanden waarin we dagelijks verkeeren, door den kunstenaar gezien, worden vereenvoudigd en toch werkelijker: de kunstenaar heeft hun wezen verlost, en alleen hun wezen onthouden. Hij transposeert ze dan allen op een plan om harmonie en | |
[pagina 101]
| |
evenwicht te scheppen, en weer is een dier kunstwerken geboren die hun tijd helpen baren. Het spreekt vanzelf dat eene dergelijke kunst, in de naoorlogsche jaren, revolutionnair moest aandoen. Dostoyevski leefde in ieders geheugen; men herinnerde zich de invloed der groote russen; een dergelijke kunst moest gedood worden, en daarom moest men terug naar een soort post-classicisme, waarvan weleer, op haar moment, de inspiratie levenswekkend was, doch waarvan de artificieel-gebruikte methoden, zelfs toegepast op het beschrijven der huidige toestanden, alle kiem van leven dooden moesten. Nieuw leven drukt zich noodzakelijk nieuw uit. We staan hier voor 't probleem der woorden die dooden, der mandarijnsche verstarring door het woord. De oude woordmethode kan nog zich-zelf en 't stelsel waaruit ze groeide, verdelgen; ten bewijze Voltaire. Ze kan nooit nieuw leven wekken. En daar ligt, om het typischte voorbeeld aan te halen, de reactionnaire waarde van een post-klassiek talent als Charles Maurras onder eene regeering Poincaré.
***
De politiek-philosophische levensopvatting moest ook verplaatst worden; op dit gebied was de vijand ‘democratie’. Want in haar wezen heeft democratie, - regeering van het volk door zich-zelf (ik zal aanstonds bepalen hoe) meer dan eene politieke beteekenis. De demokratie is het erkennen, het politiek erkennen der ziel van de massa, en lag op den bodem der nieuwe bewegingen. Het grootste onderscheid tusschen het denken aan het eind der achttiende eeuw en dat aan het eind der negentiende, was: dat de achttiende eeuw ‘de Rede’ als leidster erkende, en tot die zeer verstandige formule kwam ‘alles voor - en niets door het volk’. Verstandige formule, zeg ik; en omdat ze op dit oogenblik rechtzinnig bedoeld was, sympathieke formule, doch waarvan het volk weldra de vele en abusieve keerzijden leerde kennen. De eindigende negentiende eeuw nam tot leiddraad de collectieve ziel, de mijsterieuze rasinstincten, 't onderbewuste der massa. Dilettanten als Maeterlinck, nevens vele andere doch minder gevulgariseerde denkers, hadden overal deze ideeën verspreid. De gewapende natie had als grondidee de overtuiging dat wanneer een volk uittiegt ten strijde, het slechts zal zijn, noodgedwongen; de gewapende natie bood dus het maximum waarborg voor den vrede. | |
[pagina 102]
| |
Onvermijdelijk moet, ten minste in haar streven, een democratie geregeerd worden door dezen die uit het volk gegroeid en er rechtstreeks meê in voeling zijn, die het wezen, de ziel van dit volk, zijn nooden en zijn begeerten in zich weten te vereenigen: door de mediums van de volksziel. De democratische leider moet een medium zijn. En zijn macht zal stijgen in verhouding tot de vitaliteit van de volksziel die hem draagt.
***
Wat is dan die mysterieuse volksziel, waarvan men de eigenschappen boven die der rede heeft gesteld? Is ze 't geheime rasinstinct; 't resultaat van eeuwenlange worstelaarsexperientie die bezonken ligt in 't collectief gemoed; de formidabele natuurtocht die erin werkt door bestaansomstandigheden sinds onheugelijke tijden ermeê verbonden en vereenzelvigd? Ze is dit alles. Ze schiep, om maar twee voorbeelden aan te halen, het meesterwerk der meesterwerken, - de volkspoëzie; - de wijsheid der wijsheden: de spreekwoorden; - De dichter of muzikant die uit haar putten, en haar mediums zijn, kan geen andere benaderenGa naar voetnoot(1). Naast hare poëzie lijdt deze van den dichter-enkeling aan bloedarmoede. Al de leden eener democratie worden als doorstroomd door een gezamenlijk bloed, en de beste dezer leden drukken de ziel uit der collectiviteit. Want democratie is geen streven naar stelselmatige rechtvaardigheid door gelijkheid. Doch integendeel naar eene door de groeiende natuur bedeelde macht. Heeft Nietzsche, door zoovelen als de anarchistische individualist beoordeeld, wel ooit iets anders bedoeld met zijn ueber-mensch, dan: de uit het volk gegroeide, heel de volksziel incarneerende en uitdrukkende, en zoo het volk regeerende?
***
Voor een regiem van politieke economie, waar het nu juist dezen niet waren die de volksziel aanvoelden, die tevens het volk beheerschten, was de doorgedreven democratische tendenz al even gevaarlijk als 't gevaarlijkste Marxisme. Daarbij, er bestaat een innig verband | |
[pagina 103]
| |
tusschen Marxisme en democratie, tusschen Marx en Nietzsche. Het Nietzschianisme is de mystiek van 't Marxisme, en toont ons aan hoe de stelselmatige en cerebrale toepassingen der Marxistische ekonomie zich zouden verwezenlijken in vleesch en bloed. De Reactie begreep dan ook het gevaar. Men moest terug naar het individualisme; de laatste toegeving moest zijn, de formule van wat de achttiendeeuwers noemden: ‘le despotisme éclairé’: tout pour le peuple, rien par le peuple'. Men moest ophemelen ‘la claire intelligence’ tegenover die geheime macht der instincten die Maeterlinck vond tot in ‘l'intelligence des fleurs’. Men moest aan de massa, aan het volk, zijne mediums ontnemen en zijne kunstenaars doen arbeiden naar methoden waarlangs het fluide niet werken kon noch wisselwerken. Men moest weer ‘de massa’ doen verachten. Zoo ziet het er uit, op het huidige moment. Eene artificiëele structuur, economisch-politisch zoowel als ethisch en esthetisch die met behulp van vele van hun ware bestemming afgewende krachten, de wereld beheerscht. Rusland: Marx zonder Nietzsche; het Westen: een caricatuur van Nietzsche zonder Marx, - en nergens DE CARITAS! |
|