Pogen. Jaargang 1(1923)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] [Nummer 4] Serenade Met wat kleurige lappen en één enkele onderdanige vlam - wijs en zoet als ons hart - zullen wij de avond innig maken. Ik zal mijn ziel terugroepen van de verre tocht met heidens en straatmuziekanten door bruine herfsten en de kleine grijze steden waarover eeuwig klokken luiden uit wankele torens en vrouwtjes met flappende mantels schrijden op de hoge bruggen. Ik wil dat mijn ziel van avond zo voor je zijn zal: als de blinde vioolspeler die alle mensen voorbijgaan, want zijn viool is geen Stradivarius maar een arm gebarsten hart dat hij koestert in zijn armen. Die naar hem luisteren zijn kinderen die niet begrijpen, dronken matrozen die schreien. Hij speelt zijn lied voor de verweesden, de havelozen, de donker-vroliken. Zoals een wind die door de linden gaat is zijn muziek door hun hart, [pagina 98] [p. 98] een golf van geur, en straatzon die brokkelt door de bomen, een visioen van de zondaghaven met geblonken stevens en de kajuitjongen die zijn banjo haakt van de wand. Zo wens ik dat dit avondlied wat van de weemoed - meditatief - waartoe ik mijn ziel heb thuisgeroepen zou overdragen op je bloed, en je weten zou van de goedertierenheid die ligt verzonken in de wereld, die is als de kleine meisjes in dit land in wier leven plots harde mannen grijpen, en zij verbloeien in kommer: de stille, ongeweten heiligen van veel smartelike liefde en duldzaamheid tot de dood. WIES MOENS. Vorige Volgende