iets zonderlings, maar het glijdt over de voorwerpen heen. Want, dit is het eigenaardige, dat men het omgevende niet zoozeer benadert met het oog dat ontleedt en critisch oordeelt, als wel met het gevoel dat evenwicht zoekt en samenhang. Het wezen der kamer, het ‘Ding an sich’ komt in harmonie met onze eigen innerlijkheid.
Niet elk voorwerp afzonderlijk is van waarde, maar samen met al de overige ontvangt het zijn volle beteekenis.
Alles werd zoo neutraal mogelijk gehouden. Uit de diepte lichten wel op: heldere kleurenvlakken, maar deze dienen vooral om nadruk te leggen op de ruimte om de voorwerpen.
Want, en hier komen wij tot het essentiëele van Cockx's binnenhuiskunst, tot het aan den oorsprong liggend verschil tusschen zijne en de buitenlandsche binnenhuiskunst, men voelt de ruimte om de meubels wegdeinen. De kamer werd niet perspectivisch in de diepte opgevat, zóo dat de binnenkomende haar onmiddelijk in hare geheelheid overschouwt, en door het herhalen van eenzelfde motief de afstand nog vergroot wordt. Zij werd niet in de hoogte uitgebouwd, maar ontwikkelt zich horizontaal De muren scheiden haar niet van de buitenwereld af; zij zijn geen omheiningen die de verbeelding van de persoon in de kamer beperken, maar de kamer verwijdt zich en schijnt buiten hare grenzen te treden. De mogelijkheden vergrooten. De verbeelding wordt niet voortdurend afgeleid en geknot in hare vlucht, door een uitstalling van duur-betaalde luxe, door een grilligheid van versieringen, door een schittering van gloeilampjes in metalen kroonluchters, maar zij wordt opgewekt door gevoelprikkels hier en daar en een schoone verte wordt haar overgelaten. Cockx houdt van de zachte schemer waarin alle voorwerpen tot een eenheid samensmelten en waaruit oplichten de soms contrasteerende kleuren der geometrische teekeningen eener vaas, de motieven van het behang of de scherp afgeteekende kleurenwaarden der tapijten.
Als schilder, kent hij de bekoring en ook de suggestieve kracht die uitgaat van sommige kleur-tegenstellingen of kleur-verbindingen. Hij kent de warmte en de gaafheid van een vlak cobalt-blauw lak, met, aan de verheven gedeelten de lichtstipjes in fraai gespeel. Hij kent de eindelooze verten van een zwart, met een spiegelruit bedekt tafelblad, waar de beelden der omringende voorwerpen zich vaag in weerspiegelen.
Het is die drang naar een buiten de werkelijkheid der kamer uitwillen, welke ons beheerscht, die typisch is voor Cockx's binnenhuiskunst. Alhoewel de meubels stevig gedacht werden en eerder zwaar aandoen, en de