van de ‘Jeune Belgique’, noch het werelduitzicht van Van Nu en Straks, noch de moderne reflecteering van de tegenwoordige tijd. Hun vers bleef meestal, als men Gezelle's innerlijke verscheurdheid uitzondert, de landelijke impressie. - doorwaasd van geloof -, de regionalistische indruk als subjectieve ‘gestaltung’ van het Katholiek Vlaanderen; men moet terug tot katholieke leeken-dichters als Constant Eeckels en Prosper van Langendonck, om het groot christelijk accent van strijd en zonde terug te vinden. Er was bij hen noch behoefte naar Amsterdam, noch drang naar Brussel; het verfranschend ‘belgische’ verleidde hen niet, noch het Groot-Nederland trok aan uit afkeer voor de bekende ‘germes de l'hérésie’. De Vlaamsche clerus, destijds anti-Napoleontisch en anti-Jacobijnsch, wantrouwde, - godsdienstig berechtigd, - de liberaliseerende culturen binnen en buiten de grenzen, zoodat een soort regionalistische cultuur-zelfstandigheid ontstond die de ‘Vlaamsche Tale’ gered heeft, de ethische traditie, - trots de Van Nu en Straksimport-ethiek, - in leven hield en, uit dit behoud, de kunstmatig-vervroegde broeikast-cultuur van '90 met haar traditieloosheid schaak zette en overleefde. De toenmaals dichtende vlaamsche clerus, gehecht aan de regionalistische bescheidenheid, heeft nu zijn vormelijk eindpunt geplaatst: hij moet een nieuwe kaap omzeilen. Hij-zelf was daarvan reeds lang aanmelding in den persoon van den volstrekt niet-flamingantischen Gezelle, die, met de andere provincialistische scholen, de vage voorbereider is van het nationalistisch Vlaanderen, zooals hij, onvoorbedacht, Holland dichter tot Vlaanderen deed naderen: en niet omgekeerd. Want Gezelle heeft Holland dichter tot Vlaanderen gebracht, maar Vlaanderen vertraagt in zijn cultureele toenadering tot Holland; Gezelle vorderde te lang onze aandacht op voor het West-Vlaamsch
regionalisme dat nu zienderoogen terugebt onder het wassend getij van het ‘algemeen-nederlandsch’. Was het verschijnen van een tijdschrift als ‘Ter Waarheid’ in West-Vlaanderen niet beteekenisvol? Het is de groot-nederlandsche, internationale terugslag op het Kortrijksch provincialisme en de sterk-bewust uitgesproken gedachte van het opkomend nationalisme dat actief anti-belgisch voelt en niet a-belgisch zooals Gezelle. Vooraf is de Jong-Dietschland-traditie aan eigen cultureele uitputting bezweken door verkeerde exploitatie van zijn voedingsbodem, zooals Van Nu en Straks aan vroeg-geboorte bezweek. Niet dat Jong-Dietschland geen ‘wegwijzer’ zou geweest zijn naar het tegenwoordig nationalisme, maar wel dat het de spaansch-oostenrijk-