de voeten, zelfs Lloyd George, wie het aan onbeschaamdheid niet ontbreekt en die van zijn eigen verleden vergeten kan wat hij wil, leest haar de les, - maar dat voelen ook haar eigen aanhangers.
En toch, wat kan Engeland doen? Bonar Law heeft onlangs een zwaarwichtig woord gesproken, toen hij vroeg of men bereid was met inmenging zich de verontwaardiging van Frankrijk op den hals te halen en zijn wil in laatste instantie met oorlog door te zetten, De vraag is echter of men het gevaar van een toenemende vijandigheid tusschen de twee voormalige bondgenooten vermijdt met stil zitten. Dat is juist wat de oppositie betwist, en Ramsay Macdonald verwijt de regeering dat haar gebrek aan zedelijken moed de mogelijkheid schept van een gewelddadige ontknooping. Inderdaad, de zwakheid en halfheid van de Engelsche politiek onder de grootsprakige maar onberekenbare Lloyd George zoo goed als onder de bescheiden en eerlijke Bonar Law verklaren veel van den overmoed van Frankrijk en verklaren misschien ook de vrees van de Belgische regeering om zich van Frankrijk los te maken.
Op het groote publiek heeft het meedoen van België nog merkwaardig weinig indruk gemaakt. Voor wie iets van geschiedenis verstaan, is het een van de veegste teekenen van Engeland's verlies van aanzien in Europa. Als de Roer-expeditie dan werkelijk een van Frankrijk's traditioneele imperialistische ondernemingen is, wat hebben zich dan de verhoudingen nog ten ongunste van Engeland gewijzigd sedert de groote evenwichts-oorlogen van de 17e en 18e eeuw! De Zuidelijke Nederlanden, om wier behoud Engeland toen in verbond met de Republiek der Vereenigde Provinciën stroomen bloeds en gelds vergoot, hebben zich nu uit vrije beweging in Frankrijk's invloedssfeer gesteld. Hoe vast is de connectie, die Brussel aan Parijs verbindt? Al zijn de symptomen sedert den wapenstilstand niet geheel onopgemerkt gebleven, toch begint dat vraagstuk hier nu pas recht overwogen te worden. Aan België denken de oppositie-mannen die tot verlaten van de schroomvallige neutraliteitspolitiek aansporen, zeker niet in de laatste plaats. Over 't algemeen neemt men aan, dat België aan het groote avontuur deelneemt zonder geestdrift, maar omdat het onder de omstandigheden niet achter dorst blijven waar Frankrijk voorging. Zou Engeland, als het eindelijk den moed vindt tot een politiek, en blijk geeft daarvoor wat over te hebben, niet het gemakkelijkst weer met België contact kunnen krijgen? België, zoo redeneert men, een exportland gelijk Engeland, kan van de ineenstorting van Duitschland niet anders dan economisch nadeel ondervinden. En naarmate de annexionistische, of althans machtspolitieke bedoelingen van Frankrijk duidelijker aan het licht komen, moet de omarming van België door de Fransche bezettingslegers toch wel grooter ongerustheid wekken in Brussel. Zoo willen sommigen in de overeenkomst die zoo juist tusschen de heeren Theunis en Poincaré is gesloten, al een eerste concessie van Frankrijk
aan het tegenstribbelende