Pogen. Jaargang 1
(1923)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Perspectief der symbolistische poëzie in FrankrijkGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 42]
| |
waren dezen die een wiegelied zongen waarin geen moederhart zinderde. Artificieel nochtans hadden zij iets tot de uiterste volmaaktheid gevoerd: het rythme als muziek, en de muzikale en plastische waarde van het woord.
Wanneer, vermoeid van al die oppervlakkigheden, meest onder den invloed der Noren, de Symbolisten school vormden, de diepere lagen van 't leven weer wouden binnendringen en zich opwerken uit pure vormlijkheid, kozen ze lijk ik zei, den weg der muziek. Wie schreef er dat de eerste beteekenis der muziek was: het opwekken van geesten? Lijk 't lentesap de jonge looten, deed de muziek der symbolisten weer de levensvormen zwellen; - lijk 't lentesap de jonge looten, niet heel diep, tusschen schors en hart. Van Tristan Corbère af, (Poète en dépit de ses vers...
ses vers faux furent ses seuls vrais...
Trop réussi - comme raté.)
alover Laforgue die beiden putten uit 't volkslied, vollediger en schooner met Raimbaud, Verlaine en Mallarmé, zwakker met Regnier (deze evolueerde ten andere naar 't klassicisme toe), in hoeverre nog symbolistisch bij Francis Jammes, gevoed door eene pleiade Vlamingen, hadden deze dichters maar een gemeenschappelijken karaktertrek: des poètes voulant ‘reprendre à la musique leur bien.’ (Mallarmé). Daar waar de Parnassiens aan ieder woord zijn volle sonore en plastische waarde wouden geven, zochten de Symbolisten de woorden te doen wegsmelten in 't akkoord der phrase, en zelfs de ideëele beteekenis van het woord te gebruiken lijk de klanken der muziek: tot het droomerig opwekken van geesten. Maar 't aloverheerschend verstand, de eenige geniale menschelijke fakulteit, konden de symbolisten, uit den aard hunner kunst zelf, niet laten de leiding nemen van - en de richting geven aan hun werk. Want er zijn twee onverzoenlijke vijanden: 't verstand en de muziek. Waar 't verstand de menschelijke persoonlijkheid samenvat en tot een bliksem herleidt, is de muziek de ontbindende kracht waarlangs heel 't wezen vervloeit in 't onbestendige. 't Verstand alleen doet mirakelen, 't is te zeggen 't verstand alleen werpt, in ééne macht, 't beeld omver dat we ons maakten van de natuurverschijnselen, herpakt onze gezamenlijke gewaarwordingen, onze visie op wereld | |
[pagina 43]
| |
en leven en stelt een nieuwe visie in de plaats der oude, - visie menigvuldig van herboren perspektieven zoodat opnieuw de verbeelding kan losstormen en, met behulp van rythme en muziek, en beelden, en nevenideeën, een merveilleuse wereld scheppen. In dezen zin, is iedere kunstwereld gebouwd op een mirakuleus gedacht, belichaamd door de fantasie. Zoo de wereld van Sophocles, of van Dante, of van Shakespeare, of van Faust. En hoe mirakuleuser de idee, hoe vaster de perspektieven en hoe vollediger en zelfstandiger de bekoring.
Het scheppen van zulk een wereld was den symbolisten, uit den aard zelf hunner kunstmiddelen en kunstinspiraties, onmogelijk. Ze dreven op klanken en klanken zijn altijd in zeker mate sirenen; ze verloren 't centraal punt van hun wezen. Zelfs buiten de poëzie, b.v. op 't tooneel, kunnen ze misschien wel een nieuwe ‘mise en scène’, doch geen vaste karakters scheppen. - De personnages van Maeterlinck, Arkel, uit Pelléas, of Marco uit Monna Vanna, die ernstig zijn, zijn dat omdat ze juist een symbolistisch opgevat spel met klassieke persoonlijkheid beoordeelen. Ten andere, een geniaal muzikant heeft aangetoond wat er essentiel aan Pelléas en Melisande ontbreekt. In de poëzie bleven de symbolisten zuiverder bij hun wezen. En ze werden 't schoonste wat ze konden worden: ‘suggestionisten’. Ze suggereerden langs muzikale woorden. Ze schreven meesterlijke droomvolle gedichtjes: Les sanglots longs
des violons...
Dans l'interminable
ennui de la plaine...
La lune blanche
luit dans les bois
en zoovele andere van Verlaine. Ton doux bras que je touche
est tiède comme la nuit de juin...
La lune au ras des peupliers se couche
...On mourrait bien...
(Viélé-Griffin)
| |
[pagina 44]
| |
Mon âme en est triste à la fin;
Elle est triste enfin d'être lasse,
Elle est lasse enfin d'être en vain.
Elle est triste et lasse à la fin
Et j'attends, les mains sur ma face.
(Maeterlinck)
zijn echte ‘lieder’. - Doch, bij sommigen, bij de besten, riepen die klanken echte vizioenen op; en hun doel werd dubbel: muziek schrijven met de woorden die tevens de vizioenen weergaven opgewekt door deze muziek. In ‘l'alchimie du verbe’ heeft Raimbaud deze klankenvizioenen genoteerd: Je règlai la forme et le mouvement de chaque consonne, et, avec des rythmes instinctifs, je me flattai d'inventer un verbe poétique accessible, un jour ou l'autre, à tous les sens... J'écrivis des silences, des nuits, je notais l'inexprimable. Je fixais des vertiges. Loin des oiseaux, des troupeaux, des villageoises
que buvais je, à genoux dans cette bruière
entourée de tendres bois de noisetiers
dans un brouillard d'après-midi tiède et vert?
(Raimbaud)
En 't is ten gevolge van deze bedoeling dat ze stilaan weer 't domein der muziek verlieten: Aboli bibelot d'inanité sonore
of Mais chez qui du rêve se dore
Tristement dort une mandore
Au creux néant musicien,
- heel veel der gedichten van Mallarmé, niettegenstaande zijn ‘sonnet en i majeur’ zoeken 't effekt, bizonder 't visueele effekt, der klanken, meer dan de penetratie, door den klank, van de ziel der dingen. - Visueel effekt, zeg ik. En zoo eindigen de Symbolisten, als school, in de ‘Calligrammes’ van Guillaume Apollinaire. |
|