Pogen. Jaargang 1
(1923)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
De tweespalt in Zuid Ierland
| |
[pagina 29]
| |
Als een revolutionnaire opzet kan dat natuurlijk gelden; of het zoo de jure en de facto worden zal, moet door de einduitslag der beweging worden bezegeld. Zoolang blijft het nog een hypothesis waarvan de proef nog moet worden geleverd. Voor de principieel republikeinen nu, de ideologen - ik kan niet meer schrijven de idealisten - worden deze beide proklamaties de eenige en wezenlijke werkelijkheid, ook de eenige wezenlijke wettelijkheid. De republiek is hun grondwet, daaraan hebben ze trouw gezworen. Zij maken verder volledige abstractie van de feitelijke toestand daarnaast: in 1916 en 1919 - data der eerste en tweede republiek - het engelsch regeeringsbeleid van uit Dublin Castle, en de Vice-regal Lodge in Phoenix Park; en in 1921-22 de Regeering van den Ierschen Vrijstaat met een Ierschen Goeverneur-Generaal. Alle aprioristische redeneeringen kunnen nooit dezen feitelijken toestand wegcijferen. En wanneer ze wel aannemen willen dat ze in 1916 en 1919 rebellen waren, kunnen ze nooit beweren in 1922 geen rebellen meer te zijn, door te wijzen op hun republikeinschen eed, want die was en blijft een rebellen-eed.Ga naar voetnoot(1) Alles hangt hier dus eenvoudig af van de vraag of, gegeven zulk en zulk een regeering, rebellie tegen deze bepaalde regeering is gewettigd. De factor ‘regeering’ is de beslissende. Dit is wat velen onder de strijdende Ieren niet kunnen begrijpen, wanneer ze ineens bemerken hoe de wereldopinie die sympathiek stond tegenover de republikeinsche rebellen in hun strijd tegen Engeland, nu ineens hun die sympathie onttrekt wanneer de strijd wordt voortgezet voor datzelfde ideaal, maar tegen de Vrijstaters. Daar ligt juist de knoop van het vraagstuk, door het volksgeweten zonder te weten waarom, met één slag doorgehakt. De strijd ging tegen de Engelsche verdrukking, niet om de een of andere staatsvorm. Eens de Iersche vrijstaat voorloopig door het Vredesverdrag van 6 December 1921 tot stand gekomen, stonden de Iersche Republikeinen voor een nieuw probleem, en moesten zij, met de gegevens van dit nieuw probleem, niet met die van het oude, hun houding bepalen. Door het onderteekenen van den wapenstilstand, en nadien van het vredesverdrag was de oorlog met den bezetter geëindigd. Dezelfde | |
[pagina 30]
| |
oorlog kon niet worden voortgezet. Hij veranderde van karakter en zou worden een burgeroorlog. Dat zij in hun gewapend verzet volhardden, en niet werden een oppositie-partij, een republikeinsche partij zooals vroeger, zal hun eeuwige zwakte blijven. Slagen en scheldwoorden zijn niet de argumenten van den sterke zelfbewuste en klaarziende, die vertrouwt op zijn goed recht; al moet hij oogenschijnlijk het onderspit delven, hij weet dat eens de tijd hem gelijk geven zal, en hij kan wachten. De Valera heeft niet kunnen wachten, Griffith wel. Twintig jaar lang had Griffith zijn zet voorbereid, niet ontmoedigd door tegenslag of onverschilligheid. Wie hechtte in 1914 nog belang aan de Sinn-féin politiek. Redmond ging Home Rule bekomen. Griffith wees op de zwakke oplossing, maar zou ze aanvaarden, zeker als hij was dat eerlang de toekomst moest uitwijzen, dat hij gelijk had. In 1916 was hij gekant tegen den republikeinschen opstand. Maar hij zou zich wel wachten dien overmoed te beschimpen. Hij keurde niet goed, maar bracht die daad vruchten voort voor Ierland dan zou hij ervan profiteeren. Aan zijn eigen overtuiging bleef hij vasthouden, tot op het gunstige oogenblik. Zijn groote kans zal ten slotte geweest zijn dat de Engelschen het Sinn-féin etiket aan den Paaschopstand hebben gehecht, en hem daarom hebben gevangen gezet. Zoo werden door hen, in den Ierschen volksmond en de Iersche pers, geweld en republiek onder een hoed gevangen: Sinn-Féin. En hij liet begaan. Griffith's wapen echter was het lijdelijk verzet, Engeland negeeren, niet trachten het neer te vellen, daar de tegenstand zelf als een roode lap zijn verdrukkingswoede zou aanhitsen, maar Griffith wou Engelands invloed versmachten door hem te overgroeien. De sterkte van de zelfzekere en zelfbewuste Iersche opkomende beschaving en economische welstand zou ten slotte heilzamer redding bewerken dan alle wapengekletter. Het Ierland van thans, de Iersche Vrijstaat, is zijn werk. Hij is de groote Staatsmansfiguur uit de Iersche heropstanding. Zeker had hij die vollediger gewenscht, en beantwoordt het rezultaat niet aan zijn verlangen. Indien de Iersche Republiek voor het Iersche volksbestaan noodig is, dan zal ze er komen ook, en zullen er altijd Ieren worden gevonden om daarvoor te strijden, maar, gegeven de huidige politieke machtsver- | |
[pagina 31]
| |
houdingen, de engelsche overmacht, en het groeiend tekort aan wapens en ammunitie der Iersche rebellen, heeft Griffith deze verminkte zelfstandigheid aangenomen, als het beste wat te bereiken viel. Vooral de scheuring van het Iersche grondgebied was een pijnlijke toegeving, een enorme inbreuk op zijn ideaal: een onverdeeld zelfstandig Ierland, in persoonlijke Unie met het Britsche Rijk. Doch juist om de eenheid te redden, moest de volledige onafhankelijkheid voorloopig worden opgegeven. Wordt Zuid-Ierland een Britsche Vrijstaat, dan bestaat er veel kans dat Ulster zich daarbij aansluite; maar bij een Zuid-Iersche Republiek zou het zich enkel door geweld laten inlijven. Het is de eeuwige kwestie die zich voordoet bij verdeelde naties, zooals vroeger in Polen: eerst de eenheid en dan de onafhankelijkheid bewerken, of eerst de onafhankelijkheid al ware 't van een deel, en dan de eenheid. Om dit doel te bereiken heeft Griffith ruimschoots gebruik gemaakt van de republikeinsche strijdlust en daadvaardigheid. En hier ligt wellicht de oorzaak van den heftigen en zoo persoonlijken broedertwist tusschen Republikeinen en Sinnféinsche Vrijstaters. Beide richtingen hebben diplomatisch mekaar willen gebruiken van 1917 tot 1921. - Het is de periode der Sinn Finsche en Republikeinsche Samenwerking. Zoolang de belangen gelijken tred hielden, was alles min of meer in orde. Want wrijving en wantrouwen heeft er altijd bestaan. Men streed om het ultra te bekomen, dat kon enkel koren op den molen zijn van wie met minder dacht te mogen tevreden zijn. Niet omdat het maximum hem verderfelijk toescheen, maar eenvoudig omdat het nog niet rijp, nog niet bereikbaar is. Wonder toch dat men in de apologiën van beider leiders rond 1917 vermeld ziet wat een geniale zet het was van de Valera b.v. om zich als Voorzitter van de ‘Sinn Féin’ organisatie te laten verkiezen en zoo, terwijl hij deze naam met zijn republikeinsch programma vereenzelvigde, beide stroomingen ten goede liet komen aan de republiek. - Dat was feitelijk het begin der openbare Samenwerking-periode. Maar ook aan Griffith wordt de geniale zet toegeschreven, omdat op hetzelfde Kongres, hij, de stichter en leider der gansche ‘Sinn Féin’ beweging, die niet republikeinsch was, vrijwillig ontslag nam als Voorzitter van zijn eigen stichting, en zelf de Valera, de meest uitgesproken republikein en opstandeling van 1916, in zijn plaats als kandidaat aan de vergadering voorstelde; om zoodoende de sinn-féin | |
[pagina 32]
| |
gedachte op den wassenden republikeinschen vloed een eind verder te brengen. Wel was hij besloten Halt te roepen, wanneer hij zou zien dat men te ver ging doorhollen. En dat hij dit heusch aan zijn medestrijders heeft laten doorschemeren, blijkt uit het feit dat hij, zelf op dit oogenblik, zich niet onvoorwaardelijk bij den republikeinschen regeeringsvorm neerlegde, maar wel eischte dat, eens de zelfstandigheid bekomen, het volk zelf bepalen zou welke staatsvorm die zelfstandige natie wel aannemen zou. Terloops wil ik er op wijzen hoe de republikeinen met blijkbare overdrijving de Vrijstaters van ontrouw aan hun eerewoord beschuldigen, daar zij zeer goed wisten dat deze ‘restriction mentale’ bij velen aanwezig was. Trouwens reeds op deze zeer belangrijke Sinn fein Conventie in 1917, die den grondslag legde der Samenwerking, barstte de strijd hevig tusschen de twee fracties los. Gravin Maxkievicz, de republikeinsche kommandante, beschuldigde er den 19 October op zeer heftige wijze de vooraanstaande Sinn-féiner Professor Evin Mac Neill om zijn handelwijze in 1916, waarop Griffith verklaarde, dat ‘he would stand or fall with Mr. Mac Neill’, wat wel tragisch herinnert aan de woorden van denzelfden Griffith op 7 Januari 1922, aan het adres van Cathal Brughe, de republikeinsche Minister van Oorlog, die vooral zijn medestaander Collins beschuldigde van ontrouw: ‘if his name was to go down to history, he wanted it to be associated with the name of Michael Collins’. Voor en na, vinden we dus altijd dezelfde groepen tegenover mekaar, en in dezelfde verhouding. Zoo dan ten slotte, heel deze episode in de Iersche tragedie wel niet het uitvloeisel zijn van deze diplomatische samenwerking, en het eeuwig wantrouwen der Iersche leiders onderling - Groote gevolgen van kleine menschelijke feilen, de zwakheid van de Valera en zijn volgelingen, die niet grootmoedig kunnen erkennen dat Griffith's politiek in de combinazione heeft gezegevierd, en den moed niet bezitten om hun tijd af te wachten. En zoo komen we ten slotte te staan voor een andere karaktertrek van de Iersche mentaliteit, de lust om met wapengeweld, en helden overmoed het pleit te beslechten. Ook dat is een gevolg van de zeven eeuwen lange engelsche verdrukking. Ierland vraagt rust. |
|