Tekening
Op deze plek vangt het bestaan
voor wie het weet te duiden aan.
Ik ben een hand, een hand die beeft,
die boven deze leegte zweeft.
Het wit blikt argeloos omhoog,
wat nog niet is hoeft geen betoog.
Een lijn, een kras, biedt al houvast;
verbindt, scheidt, maakt mij van fantast
tot waarnemer, tot kijker naar
de wereld onder mijn gebaar
en spiegelt mij eenvoudig voor
dat ik de zee ruik, meeuwen hoor.
Hier ligt een ongerept gebied.
Ik zie het. Ik bewoon het niet,
maar dank mijn leven aan dit land:
het schept in mij een overkant.
Harmen Wind
Uit: Rudolf van de Perre (samenst.), Niet te stelpen licht
davidsfonds / clauwaert, leuven, 1996.
51 p. / f 24,90 / 495 fr.