Poëziekrant. Jaargang 20(1996)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Gastdichter Herman de Coninck Ik denk dat poëzie iets is als vingerafdrukken op het venster, waarachter een kind dat niet kan slapen staat te wachten op dag. Uit aarde komt nevel, uit verdriet een soort ach. Er wordt geworden. Wolken zorgen voor 25 soorten licht. Eigenlijk houden ze het tegen. Tegenlicht. Het is nog te vroeg om nu te zijn. Maar de rivieren vertrekken alvast. Ze hebben het geruis uit de zilverfabriek van de zee gehoord. Dochter naast me voor het raam. Van haar houden is de gemakkelijkste manier om dit alles te onthouden. Vogels vinden in de smidse van hun geluid uit, uit, uit. Half mei, avond voor Theo S. O, dat het nog even zo vandaag moge blijven, zo bijna gisteren al, zo nog nahebbende het nu, alles is zoveel dat een klein beetje minder ook nog alles is. Tuindeuren staan open, geuren en muggen mogen in en uit, de blaadjes van de treurbeuk zijn geteld, gisteren twintig, vandaag tweehonderd. Blauweregen probeert rond een stok omhoog te komen ongeveer zoals een man tot zijn veertigste penis nodig heeft om omheen te zijn. Het mooist is de jonge ginko, allemaal handjes die bij de rijke dageraad om een dauwdruppel bedelen en hem tot 's avonds in hun palmpje houden. [pagina 10] [p. 10] Pointillisme Sloten onder het kroos, pointillisme van groen, stilliggend geril van begin, natuur die vijf miljard puntjes tegelijk op z'n i's zet. Ik op mijn buik langs zo'n slootje. Geef me mijn bril eens. Puntjes op de i inspecteren is mijn beroep en vooral: daarbij op mijn buik liggen. Hoeveel puntjes heb je nodig voor groen? Hoeveel zandkorrels, zandkorzels, voor een strand? Hoeveel mensen voor mensheid? Twee. Iemand met sproeten, en iemand die ze telt. Zoals Witte Veder zijn oor op de aarde kon leggen en mededelen dat een bende bandieten in aantocht was, zo luistert dichter aan taal om te weten welke betekenis het straks weer in zijn gedicht voor het zeggen zal hebben. Taal? Het maal tien, maal toen dat een woord kan geven, ja aan wat. Wat wil de dichter eigenlijk horen? Een eredienst van gemis voor wat er nog is? Het cadeau van o aan werkelijkheid: dat ze bijna zo? O, het zijnde. Zwijgen is goed in hebben. Papier is goed in krijgen. Het wordt ochtend. Praatjes van de merel over alles heen: blokfluit met drie gaatjes. [pagina 11] [p. 11] Slaapliedje voor Laura in Gigaro Een miljoen vissen houdt zich stil en daardoor slaapt de zee. Moge ook jij een paar duizend gedachten niet hebben, en daaronder slapen. (Ik heb ze voor jou gehad. En soorten verdriet. Ze waren de moeite niet.) En moge je ontwaken door vogelgekwetter. God is vertaald in het Hebreeuws, maar dit is naar de letter. November Er hangen nog twee blaren aan mijn esdoorn. Duizend andere zijn rood geworden, alvorens dood. Vergeten te kijken. Vergeten gelukkig te zijn. Nochtans had ik een tuin waarin een stoel, en die stoel had mij, en ik had een hand die jou vasthield en in een andere hand een glas wijn, en mijn mond had meningen. Alles had. En het Alles had ons. Vorige Volgende