Poëziekrant. Jaargang 19
(1995)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
BuitenlandElisabeth Eybers
| |
[pagina 14]
| |
Snelrym
Niks is ooit volmaak
niks is tydbestendig
alles is net-nie-raak
bedrieglik of onbehendig...
Tog, terwyl bogenoemde
gewaarwording binnedring
hoor jy veraf die geroemde
meeslepende stemme sing
en soms word 'n silwer klank,
pirotegniek van taal,
toeganklikheid, reeds afgedank,
uit ongenade gehaal
ten einde op eerste gesig
ligsinnig te pryk as gedig
| |
In die Heilige Skrifhet hy hom verdiep,
langdurig in eksegese getuur,
sy blik op die lewe is ietwat bewolk
deur wat Abraham Kuyper al grommend vertolk.
Sy is tuis in die Engelse literatuur
hoewel sy die pligte van domineesvrou
dapper vervul met dekorum en trou,
slegs by uitsondering met 'n verbete mond,
befaamd om haar geestige kommentaar
op alles wat sy met moeite aanvaar.
Sy kan elke wiskundige raaisel onthul,
met klassieke sitate ons praatjies aanvul,
as daar maatjies aanwesig is, moet ons skaam
want sy wéét soveel meer dan 'n vroumens betaam.
De kinderen zijn zodanig beïnvloed door de vader, door de samenleving, dat ze zich over hun moeder schamen tegenover hun vrienden, terwijl ze eigenlijk trots op haar zouden moeten zijn. Hetzelfde motief vinden we in het titelgedicht ‘Nuweling’, wat ‘beginner’, ‘onervaren persoon’ betekent. Je zou denken dat Eybers zich met al die poëziebekroningen toch geen ‘nuweling’ meer kan noemen. Maar dat doet ze toch. Uitspraken over haar dichterschap vormen trouwens het derde weerkerende motief in deze bundel. Eybers is wezenlijk bescheiden: zelfbewust, maar ook doordrongen van het besef dat het gedicht nooit zo wordt als het zou moeten zijn. Het schrijven van gedichten is geen sinecure. Meestal zou ze liever wat anders doen, maar dichten is nu eenmaal haar taak, met een eerbiedige buiging naar de volmaaktheid. Het is niet gemakkelijk - dat zegt ze keer op keer. Bovendien beseft ze dat het echte gedicht vanzelf komt, terwijl het pseudo-gedicht wordt gemaakt. Ze noemt het ‘onderhewig aan kleitrappery’ (gesukkel). In ‘Tot besluit’ vraagt ze zich af:
Kan jy jouself niet die res van die kwelling kwytskeld?
Hierdie verregaande gewroet om die juiste woord,
kom daar geen end aan? Dink jy nie soms dit behoort
tot 'n onverantwoorde soort van na binne gekeerde geweld?
Maar door te schrijven kan zij ook de soms nare werkelijkheid ontvluchten. Het schrijven werkt genezend. Ze kan iets vieren, iets verheerlijken. Ja, schrijven is egocentrisch, maar de lezer ziet iets van zichzelf in het gedicht. Hij of zij viert mee en geniet van een zilveren klank of van het vuurwerk in de taal. |
|