Poëziekrant. Jaargang 18
(1994)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
I
Oostelijk van Noordzee, noordelijk van Rome,
boven zijn zeven heuvels hangt Brussel.
Zeven geslachten huizen in Brussel,
barsten uit zeven poorten de talen,
talrijk de talen, zeven maal zeven?
Zeven maal zeven torens maal zeven
doorzeven de loden lucht boven Brussel.
| |
II
Tussen de lissen hurken de Kelten,
door de moerassen waren de draken,
koperen engelen jagen en doden.
Bruocsella troont in de slikken,
zwerft over hellingen, stenigend, brandend.
Waar is de hertog die Brussel beminde,
waar is de ruiter, de drinkende, zingende?
| |
III
Wouden draperen tapijten rond Brussel,
door verse kerken ruisen de bloemen,
onder de beuken dansen de pijen,
hakkelend van wierook. Dronken van kuisheid
spreiden de serafijnen de benen,
prijzen de Heer in zilveren bedden,
nymfomaan psalmodiërend, tijdelijk zalig.
| |
IV
Horzels bevolken de korven der bijen,
rood zijn kapellen, bloedig de tinnen.
Pest aan de galg en vlees op de mutsaard,
zwart is de dageraad van de Spanjaard.
In de moerassen prevelen papen,
engelen vallen, vervellen, verstenen.
Prinsen zwijgen, Brussel vermoddert.
| |
[pagina 19]
| |
V
Water verzinkt in Brusselse aarde,
randen van stenen rimpelen en rekken,
kwikzilver springt en tolt door de straten.
Baarden groeien in Brusselse kelen,
nieuwe woorden krullen, gaan zweven,
hoge woorden, zij jagen op broeders,
lage woorden uit oude verhalen.
| |
VI
Dit is de eeuw der ontploffende vuisten.
Ijzeren horden bezetten de pleinen,
rationeel zijn de jonge demonen.
Boven in torens blazen de vollen,
blazen hun dampen, de gore, de zure.
Brussel stulpt uit en zweit op en scheurt open,
kwalijke bulten verstoppen de kloven.
| |
VII
Verschroei deze stad, strooi goud in het rond,
versplinter haar spraak en trek ze krom,
verzuur haar lucht, bezeik haar grond,
rijt ze open, maak ze stom.
Een jongetje lacht en danst op haar puin,
het zegent ons met zijn mollige hand
en zijn water, zijn water, zijn klaterend water.
Deze zeven strofen zijn voor het eerst verschenen in een Franse vertaling, gemaakt door Marnix Vincent voor het tijdschrift in ‘hui (1994, nr. 42). Ze worden opgenomen in Van Istendaels volgende bundel Het geduld van de dingen. |
|