Poezieroute
Het metrum van de voetstap
Eresaluut met gedichten
Remco EkkersGa naar eindnoot+
Een goed decennium lang, van 16 juni 1983 tot 1 oktober 1993, was mr. G.J. te Loo burgemeester van Leeuwarden. Dat zou hier geen vermelding waard zijn, ware het niet dat de Leeuwarders hun scheidende burgemeester, die zich de jongste jaren ook wel eens door de dichterlijke muze laat verleiden, met een niet alledaags geschenk voor zijn jarenlange inzet hebben bedankt. Te Loo kreeg namelijk een heuse poëzieroute aangeboden, waarbij ook een pittig boekje hoort Het metrum van de voetstap.
De leeuwardse poëzieroute en het fraaie gelegenheidsboekje vormen een tweeluik. Voor het afbakenen van de route werden namelijk negen gedichten van Nederlandstalige en Friestalige dichters die van ver of van dichtbij iets met Leeuwarden te maken hebben of te maken hebben gehad, in hardsteen uitgehakt en op cruciale plaatsen rond de Leeuwardse binnenstad ingeplant, op zo'n wijze dat de voorbijganger er wel een blik op moet werpen.
In een eenvoudig maar fraai ogend boekje, Het metrum van de voetstap, werd de tekst van de gedichten opgenomen, alsook een beknopte levensbeschrijving van de betrokken dichters, een plattegrond van de route, enkele markante foto's genomen langsheen het parcours, een verantwoording van het project en ten slotte ook een metrisch gedicht van oud-burgemeester John te Loo zelf.
De negen dichters die bijdragen tot het poëtische afscheidgeschenk van Te
Loo, zijn Eddy Evenhuis, Simon Vestdijk, Martin Veltman, D.A. Tamminga, Obe Postma, Michaël Zeeman, Theun de Vries, J. Slauerhoff; Bankje Wytsma en Kees 't Hart.
Een bont gezelschap, dat er voor moet zorgen dat de pozieminnende Leeuwarder wel een gedicht naar zijn gading vindt. Metrische en vrije verzen, ouderwets en modern, Nederlands en Fries, anekdotisch en raadselachtig... het parcours biedt een veelheid aan genres, maar voor niet één gedicht hoeft de kritische poëzieliefhebber van Leeuwarden zich te schamen. En ook oud-burgemeester Te Loo niet die, zoals uit de inleidende verantwoording blijkt, als middelbare scholier les kreeg van Ida Gerhardt, metrisch dichter bij uitstek, en die zich ook in zijn politieke functie liet kennen als een liefhebber van taal en poëzie.
Welk gedicht van de negen het mooiste is, is uiteraard een kwestie van persoonlijke smaak. Als ik hier nader op enkele gedichten inga, is dat enkel bedoeld als smaakmaker, als een poging de lezer ertoe aan te zetten het metrum van zijn eigen voetstap te volgen en de andere gedichten ter plekke op te zoeken en te lezen.
Zo is ‘Villanelle’ van Martin Veltman (o1928) een eenvoudig en lyrisch gedicht over dorpsjongens die naar de stad fietsen. De sfeer van het gedicht past heel goed bij de koude stad, waar wind en regen zo vaak overheersen. Obe Postma (1868-1963) schrijft over de ‘Prinsetún’ en het treft hoe fris zijn taal en zijn zegging is gebleven.
‘Misericordia’, het gedicht van Michaël Zeeman (o1958) lijkt geschreven om in steen te worden uitgehakt. Hoewel het gedicht nog vrij ‘jong’ is, is het doordrongen van ‘oude’ wijsheid: ‘Dit uitzicht: dat een blinde | spiegel jou de weg verspert. | Dat je kunt praten wat je wilt, | en niemand ooit hoort wat je zegt. | (...) | Nooit zal ik mij bevrijden | van die vreemde pijn; dat ik | tekort schiet door mijn taal, | dat ik jouw ogen niet kan raken.
Het onbeschaamdste gedicht is van Kees 't Hart. Het heet ‘Groet aan Leeuwarden’ en niet ‘uit’ Leeuwarden, en het begint als volgt: ‘Wees niet bang | ik ben Kees 't Hart’, waarna hij als een postmoderne Van Ostaijen stelt: ‘'s ochtends groet ik alle dingen | met adamsappel teen en genitaal’. 't Hart schudt de nietsvermoedende wandelaar wel even door elkaar. Hij dwingt hem echt argeloos te worden als een kind, de wereld en ook de stad Leeuwarden te ontdekken met kinderlijke onbevangenheid. Daartoe nodigt eigenlijk ook de hele poëzieroute uit, om nu en dan even halt te houden en even naar die oude, prachtige stad te kijken met nieuwe ogen.