Poëziekrant. Jaargang 18
(1994)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermdRecensieEva Gerlach
| |
[pagina 30]
| |
Is wat je ziet
Is het jasje dat ik opschrijf niet het jasje
von twintig jaar geleden, pekingblauw
waaruit je centen strooide dat men ze raapte
een onuitwasboor blauw
is de reiger gestrekt in de lucht niet de reiger
van zoëven bij de sloot, gebogen
als een veiligheidsspeld naar de sluiting - is het herinnerde
(het slikken van een vis, kieuwspleten open
en dicht) zijn eigen boos (voorbij boven water)?
Hoe lang kun je doorgaan te zeggen
hoe het was en dat het er was
zonder te zeggen
dat het vertelde zich opneemt en wegvliegt over
de sloot en de vorm van de wereld
neemt toe
(en de schreeuw die ik geef als de trein voorbijrijdt
de schreeuw
hoorbaar wanneer de trein
voorbij is gereden, een zachte
schreeuw maar een schreeuw).
gunstige voorwaarden. Hoewel Gerlach voortbouwt op vroeger werk, is hier duidelijk sprake van een nieuwe fase in haar dichterschap. In een bocht van de zee, haar vorige bundel (1990), is te beschouwen als de weergave van een impasse. Gerlach leek geen vat meer te hebben op vorm en inhoud. De strakke vormgeving, zo kenmerkend voor haar bundels tot De kracht van verlamming (1988), liet ze los en de gedichten, die vroeger leken op realistische kleurenfoto's, maakten plaats voor metaforische poëzie over vage, grijze herinneringen. In Wat zoekraakt herneemt zij zich. De bundel bevat drie afdelingen van tien gedichten, die sterk samenhangen. De eerste afdeling, ‘Is wat je ziet’, gaat vooral over de weergave van beweging in tijd en ruimte. De tweede afdeling, ‘Zoals je tekent zonder inkt’, handelt over het terugzoeken vanuit een vorm naar een voorbije beweging en in de laatste afdeling, ‘Doorschijnend lichaam’, wordt vanuit de werkelijkheid een verloren gegaan beeld zichtbaar. De beelden zijn helder. Vergeleken met vroeger werk is er zowel formeel als inhoudelijk iets veranderd. Door waarnemingen in het heden te associëren met het verleden ontstaat poëzie waarin verschillende tijdlagen zichtbaar worden gemaakt. Daardoor wordt de weergave op papier nu beter dan op een foto mogelijk is. De associatieve gedachtensprongen van een fotograaf bij het zien van een beeld staan immers niet op de foto afgedrukt. Maar ook de lezer heeft een aandeel: hij maakt het beeld af en draagt het verder mee. Voorwaarde daartoe is dat het gedicht net als een geslaagde foto het soort ontroering oproept die het de lezer | toeschouwer mogelijk maakt heen en weer te gaan in de tijd. Bij de gedichten uit Wat zoekraakt wordt de lezer gedwongen vanuit zijn ervaringswerkelijkheid aan te vullen wat Gerlach weglaat. Die weglatingen betreffen niet alleen de inhoud, maar ook de vorm van haar gedichten. Als zij een jongen een portie patat laat eten, noteert zij: ‘Zijn hand beweegt zich naar.’ Even later laat zij hem ‘zoeken naar dingen die je niet ziet in een zakje.’ Gerlach verlangt ernaar zoveel mogelijk te vatten en vast te houden. Zij hoopt op een droom waarin ze alles tegelijk ziet en beleeft. Doden wonen in haar, in haar poëzie, en uiteindelijk in ons. Toch is er in dit proces sprake van verschuivingen. Een herinnering wordt opgeroepen door een situatie en daardoor ontstaat een nieuw verband tussen verleden en heden. In wezen ontstaat er een nieuwe herinnering die weer oproepbaar, maar complexer is. Het opdoemen van het verleden in het heden is een grillig en eeuwigdurend proces. Om dit goed weer te geven, heb je net als bij fotografie geduld en aandacht nodig. Dichten is met recht een selectief gebeuren. Het lukt Gerlach juist door weglating van essentiële aspecten een interactie tot stand te brengen tussen gedicht en lezer. Daardoor heeft zij een dynamische dichtvorm gevonden waarmee zij beweging kan verbeelden. Steeds opnieuw kan in Wat zoekraakt een context worden gevonden voor wat verloren lijkt gegaan. |
|