Poëziekrant. Jaargang 18
(1994)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
doodkleur
het gevaarlijke nadert
van de kant van water
onder doodmakend blauw
ligt een vlies van kou.
schuifelend, vol schubben
een wit uitgeslagen vin
schrikwekkend wanhopig
zwemt de vis naar binnen
in de kring
| |
obool
oksel, laat de vogel los
wenkbrauw, zwicht voor de wolk
boom, vertrek uit mijn oor
aarde, geef mij een obool
dat ik op deze veerboot
eindelijk weg kan varen
water, kom mij halen
| |
iets
iets dat blinkt
op de grond, uit een mond
is gevallen, op een lip
voor het laatst is gezien
een kieuw misschien, een verdriet
van niemand, een wiek
die ik opraap en wegleg
in een doos van water
achter de slip van niets
| |
rolt
een klok rolt uit mijn mond
een lucifersdoosje, een lok
veger en blik, een rok
volle melkbussen van koper
korven met woorden
en nog te kort
| |
verraad
als ik opsta slaapt het zilver
o hoe eenzaam slaapt het in de koude
als een wolf in kinderkleren
met zijn goudgepunte knieën
en zijn bronzen beddelakens
in zijn hand de zilverlingen
van verraad
|
|