Poëziekrant. Jaargang 18(1994)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Gastdichter Jan Kuijper De tombe van Friedrich Rücken Wat in je dagen nog maar ogen zijn zijn later nog maar sterren in je nachten. Zo mijdt de werkelijkheid de gedachte, terwijl het beeld op duizend mijl te klein voor uitgebreidheid wordt. Wie op het zachte trillen afgaat, ziet de emotie in schijn; de internationale telefoonlijn verinnigt al het te berde gebrachte. Nu zijn we hier, en we staan sprakeloos voor vlammende zonsonder- of -opgangen. Vastmaakt hij de tongen en stoort de zin, de bruine en blauwe gloed. Een hele poos houden vingers en lippen hun verlangen ten bate van de brandpuntsafstand in. De tombe van Friedrich Hölderlin Gelieven is ander leven beschoren dan dat waarvan de tijd niets overlaat, zelfs niet zichzelf zodat er vroeg of laat een leven zonder tijdmaat wordt geboren. Het is zover. Geen mens die ons bijstaat, aan de deurknop hangt het bordje niet storen en de gezangen die wij later horen treffen geen recensent die ze verslaat Hij zou zijn stukje toch niet kunnen slijten: de Standaard en de Tijd zijn opgeheven en daarmee ook de schuld en de verwijten met de dood in het hart, met angst en beven. Laatste oordeel, jongste dag: voldongen feiten - onopgemerkt gebleven door het Leven. De tombe van Dante Alighieri Wat zo moet zijn wanneer lijf kruipt in lijf is voor de geest maar moeilijk te bevatten. Van tweeën een: of uit elkaar te spatten, of tot niets te vergaan - maar dat ik schrijf en dat jij leest is niet gering te schatten, al was het maar dat ik de tijd verdrijf die jou en mij scheidt van een nieuw verblijf in de eeuwige parel. Terwijl de katten de volle maan als de eerste ster bezingen weten wij al: het komt den treuren uit. Mis poes. Na de eeuwigheid komt er een tijd waarin we ons over de gewone dingen verbazen, zo mooi ze na ons afscheid gebleven zijn, net als onze oude huid. De tombe van John Milton Afwezigheid brengt zoete terugkeer mee, zoeter nog dan de heerlijkste eenzaamheid. Het zoetste is dus de pijn van ons afscheid: die zorgt voor het genot van alletwee. Aansluitend op de laatste barenswee van de kraamvrouw weerklinkt kindergekrijt als leitoon van de melk-en-honingtijd die ingaat bij de vaderlijke snee en eindigt bij de kleine of grote dood - de tijd dat ik ik ben, dat is niet dat. Dat ben jij, en ik ben dus niet meer ik tot wij herboren zijn uit eigen schoot voor een nieuw leven van een uur of wat dat nu begint, bij onze jongste snik. [pagina 27] [p. 27] De tombe van Gaspara Stampa O bladzij vroeg of laat vergeefs beschreven, wanneer je nog geen muggen vangen kan heb je geen schijn van kans. Binnen de ban van het keurblok is de lucht vrij gebleven van gierzwaluwen; wie hier blijven leven zijn geverseerd in het beschrijven van vierkant en rechthoek; op een hoger plan verkeren kan op zijn hoogst voor heel even. Hebben de libellen hun eigen lot, ik heb het mijne en leg het in jouw hand als koningin van duizend en een nacht. Jouw handen houden mij in leven tot de verveling toeslaat. In sprookjesland is de dood tot een handgebaar verzacht. De tombe van Alexander Pope Stomp Alpen uit de grond tussen ons in! horen en zien zullen ons niet vergaan: een satelliet staat in een cirkelbaan, ontvangend en weergevend, zin voor zin en trek voor trek, verder van ons vandaan dan de Vostok van Joeri Gagarin, dichterbij dan de grond die ik ontgin, de grond boven en onder Newtons Maan. De onderste helft, die kun je zien of horen; ik kan mijn kat sturen en jij je hond, zodat aan ezels in hun grootheidsdromen ook de hogere hooischelf is beschoren. Op de eigen wijze doen zij daarvan kond - de dwaas stormt aan waar de engel schroomt te komen. Vorige Volgende