Recensie
Tineke Zaadnoordijk
Titi poseert
Hans GroenewegenGa naar eindnoot+
Tineke Zaadnoordijk afficheert zichzelf als dichter en beeldend kunstenaar. In Amsterdam geniet ze enige faam bij het publiek van de roemruchte, door liefhebbers gerunde boekhandel ‘In de verloren tijd’. Dat Amsterdam echter de wereld niet is, toont ze nog eens aan met haar nieuwe bundel Wie is die kleine schijtebroek. De gedichten zijn verlucht met inkttekeningen.
DE ILLUSTRATIES vormen het beste van de bundel. De onregelmatige, bewust onbeholpen lijnvoering leverde vooral trieste hondachtige figuurtjes op met hangende snuitjes. Soms duikt een mensachtige figuur op en een enkele keer vliegt een eenhoorn, een paard met engel (wellicht een schizofrene pegasus) of dobbert een zeemeermin met zeepaard voorbij.
Een enkele keer overtuigt een illustratie. Maar de meeste tekeningen lijken een kruising tussen Charlotte Mutsaers lucide naïviteit en Luceberts boosaardige eenvoud, waarbij boosaardigheid en luciditeit verloren zijn gegaan. Een geposeerde naïviteit bleef over, en dat is gewoon saai.
Pose kenmerkt ook de poëzie. Geen pose van grandeur of superieur taalvermogen dat een gebrek aan thematiek kan verbergen: Zaadnoordijk schrijft voornamelijk pruillipjes-poëzie. De veelvuldig genoemde eenzaamheid, kou en tranen
missen door de onbeholpen formulering de allure van de gewenste larmoyantie. De hier en daar bedoelde humor dooft uit in de taaie ernst van therapeutische wise-cracks.
Tineke Zaadnoordijk (‘zeg maar Titi’, voegt ze er veelbetekenend aan toe) poseert eerst als een klein bang kindje. ‘Het is zo fijn om blij te zijn | en pijn is soms heel rot.’ Misschien is ze wel zo'n kind, maar in haar teksten blijft alleen de houding over. Soms gaat ze ook vrolijk tekeer. Haar tekstuele provocaties liggen echter op infantiel niveau. Poep en pies dus, stinken en schreeuwen.
In de bundel ontwikkelt de ‘schijtebroek’ zich tot een moderne vrouw die adequaat met haar emoties weet om te gaan. In het leerproces poseert ze, een beetje kinderlijk nog, in een kwetsbare fase: ‘vroeger is over | ik leer wie ik ben | ik ben volwassen | en dat is eng’. Dan is echter de wereld niet aardig voor haar:
‘Ik heb mezelf gevonden! En | mijn lief die wil me ruilen.’ Ze zal het wel redden, denken we dan. Of moeten we lachen?
Af en toe, het lijkt wat op gelukstreffers, valt een aardig beeld of een versjes-achtige toon te ontdekken. Dat doet vermoeden dat als Tineke Zaadnoordijk werkelijk volwassen wordt en het kinderlijke een volwaardige plaats heeft gegeven, ze misschien aardige poëzie voor kinderen zal schrijven. Als ze niet meer hoeft te poseren, kan ze misschien eindelijk echt de daarvoor nodige rollen gaan spelen. Als de taal niet langer in een quasi-naïef juk gedwongen hoeft te worden, zal ze er misschien echt mee gaan spelen. Of kan ze de taal eens met haar laten spelen.