Kinderpoezie
Kees Spiering
& Pili Mandelbaum
Tiener- en kinderemotie
Jan van Coillie
DE ORIGINELE flaptekst van Kees Spielings bundel Jachtveld maakte mij nieuwsgierig. Er staan gewoon wat zinnen bij elkaar uit de gedichten, zinnen als: ‘Niets is mooier dan de maan | achter kale takken’ of ‘Mijn lijf deelt een geheim | met de dokter’, gewone, maar ook raadselachtige zinnen, zinnen die je doen verlangen naar meer, poetische zinnen dus.
Binnenin staan er nog meer: ‘Honden zijn beter ziek dan wij’ of ‘Boerderijen hier en daar | zeker en stil als grote dieren’. Het zijn, denk ik, zo'n versregels die een gedicht de moeite waard maken. Net als in die zinnen treft je in de hele bundel een gevoel van vertrouwdheid en verwondering. Verwondering over gewone dingen die plots anders lijken: ‘Op de terugweg zag ik voor het eerst | hoe witte mist rees uit de sloten.’ Verwondering ook die in het monster van Loch Ness doet geloven, of vragen oproept als waarom licht en schaduw 's morgens stiller zijn of waarom alles stiller is als er sneeuw ligt.
De bundel, waarin de hond een belangrijke plaats inneemt, begint met een tiental gedichten over dieren. Het zijn niet zomaar beschrijvingen, meestal schuilt er een sterke emotie onder de woorden, of een verrassende kijk. Ik citeer ‘Woempie’:
in de tuin die haar lief was,
ze ziet en hoort ons nog,
geniet wanneer we samen spelen
maar wat kan mij dat schelen
Dat gedicht is ook typerend voor de sterke vormbeheersing van de dichter. Rijmschema's hoef je in de bundel niet te zoeken, maar soms duikt er, als toevallig, een eindrijm op dat bij nader toezien een bepaald woord of een wending versterkt. Klinker- of binnenrijmen tref je vaker aan. Ze maken de gedichten vooral hechter. In ‘Briefje’ drukken ze samen met het ritme treffend een gevoel van gebroken-zijn uit. Ik citeer de eerste regels:
maar jij bent in het ziekenhuis
We zijn gelukkig met elkaar
heus niet dood - maar wel wat
In dat fragment valt de versschikking op. Door bewust gevormde enjambementen duwt de dichter de lezer als het ware met de neus op bepaalde woorden die daardoor extra geladen worden. Dergelijke enjambementen komen in de bundel veelvuldig voor.
Naast dieren is het gezin het belangrijkste gegeven. Daar zijn de emoties nog sterker. Scheiding en hereniging, ziekte en vreugde, ruzie en intimiteit bij volle maan, opa met zijn prikkelbaard en oma die er zo anders uitziet met haar haar los, het wordt allemaal sober, direct, maar aangrijpend verwoord. Een sterke bundel voor tieners en al wie van poezie houdt.
In Het laatste woordje zacht van Pili Mandelbaum, bewerkt door Bart Moeyaert, staan een dertigtal versjes met evenveel prenten. Het zijn vooral tafereeltjes uit het leven van het meisje Bette, bekeken vanuit haar standpunt en geschreven in de ik-vorm. Ze gaan over vogels voeren, kersen eten, verstoppertje spelen, de tuin, de zee, zus, spelen op het ijs, de kerstman, boeken, bedwateren, een onweer, kinderspel en de hond. In enkele gedichten staan gevoelens, wensen en fantasie centraal. Het zijn sobere, zachte gedichten. Actie, spanning of humor hoef je er niet in te zoeken. De emotioneel geladen versjes zijn naar mijn gevoel het sterkst. Met weinig woorden roepen ze herkenbare gevoelens op. Een voorbeeld:
Ik kom nooit meer naar huis.
Nee, ik heb niets bij me.
Mijn boedel ligt nog thuis.
Ik blijf hier lekker wonen.
Het adres krijg je meteen.
Ik woon nu achter in de tuin
Een aantal van de tafereeltjesgedichten daarentegen laten te weinig open. Ze bevatten te weinig mysterie en zijn niet krachtig genoeg. Ze doen eigenlijk niet veel meer dan met weinig woorden beschrijven. Zo drukt het eerste versje onvoldoende de spanning uit tussen moeder en kind wanneer het kind de tuin in wordt gestuurd. Dat het anders kan, bewijst een gedicht als ‘De zee’, waar de herhaling, het ritme en de beeldspraak