Poëziekrant. Jaargang 16
(1992)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
BuitenlandTomas Tranströmer
| |
[pagina 15]
| |
sing toe te staan. Nooit mag het beeld de leegte, het mysterie bedekken. Nooit mag het beeld zich in zelfverheerlijking losmaken van de eenheid met het mysterie. Zijn poëzie blijft strak en eenvoudig, met het economische, omzichtige, tastende woordgebruik van de Scandinavische literatuur. Vertaler J. Bernlef voelde dat goed aan en zette de gedichten om in een buigzaam, bijna naamloos Nederlands, zonder in banaal parlando te vervallen. Hij bewaart de sobere en democratische tonaliteit van Tranströmer. Lars Gustafsson schreef ooit dat een vreemde onrust deze poëzie kenmerkt, een beweging die in roerloosheid overgaat, of omgekeerd, een teken dat zichzelf niet prijsgeeft. (Zie b.v. in ‘Storm’ uit Scherenkust in de herfst, hoe de versteende eland als kosmische metafoor in de eerste strofe, tegenover de beweging van de sterren wordt geplaatst in de tweede strofe, en hoe beide beelden als het ware elkaar worden.) Die poëzie bewaart haar geheim, zoals Gustafsson zegt, en misschien is dat de wezenlijke ontmoeting: het geheim, ‘dat wat slechts zichzelf kan ontmoeten’, dat wat we slechts kunnen ontmoeten door het te zijn. Ik zeg niet dat de poëzie van Tranströmer uit de extase van de hemisferische symbiose ontstaat. (Voor zover ik weet, behoren alleen Whitman en Perse tot die categorie.) Ik zeg wel dat de poëzie van Tomas Tranströmer een ontmoeting is, een heelheidsbewustzijn. Het is dat bewustzijn dat aan zijn werk het onweerstaanbare magnetisme van het essentiële geeft: de conjunctie van beweging en onbeweeglijkheid, de symmetrie van ziel en kosmos, de eenheid van beeld en spiegelbeeld. | |
Storm
Plotseling stuit de wandelaar hier op de oude
reuzeneik, als een versteende eland met een
onmetelijk gewei staat hij voor de zwartgroene vesting
van de septemberzee.
Noorderstorm. Tijd waarin de trossen lijsterbessen
rijpen. Wakker in het donker hoor je de
sterrenbeelden stampen in hun stallen
hoog boven de boom.
| |
Ostinato
De buizerd, onder zijn cirkelende stip van stilte
rolt de zee dreunend aan in het licht,
kauwt blindelings op haar bit van wier en sproeit
schuim over het strand.
De aarde wordt in een duister gehuld,
dat de vleermuis peilt.
De buizerd staat stil en wordt een ster.
De zee rolt dreunend aan en sproeit
schuim over het strand.
|
|