Tijdschrift
Raster 56
Kinderliteratuur? Jeugdliteratuur? Literatuur?
Jan van CoillieGa naar eindnoot+
Dat precies het tijdschrift Raster een speciaal nummer aan kinderliteratuur besteedt, wekt geen verwondering voor wie de redactie kent. Zowel Nicolaas Matsier als Willem van Toorn en Jacq Vogelaar schrijven voor kinderen en zijn bedrijvig in de wereld van het kinderboek, als jurylid of publicist.
OOK DE AANPAK is typerend. Er worden niet alleen teksten voor maar ook door kinderen opgenomen. In een tweede deel worden standpunten geformuleerd over het statuut van de kinder- en jeugdliteratuur.
Amusant én verrassend zijn de brieven van de zesjarige Tinke van Daalen aan de president van de Nederlandse bank. Ook de gedichtjes van het meisje laten de lezer niet onberoerd, net als de gedichten van kinderen die Ed Leeflang verzamelde. Het is boeiend ze te zien naast de poëzie voor jongeren van Maria van Daalen, Nicolette Smabers en Willem van Toorn, die overigens allen van een grote inleving getuigen.
Gemeenschappelijk aan de verhalen in de bundel is de heel aparte, verwonderde, frisse kijk op de wereld. Ze zijn geschreven vanuit een open visie waarin alles kan en het meest gewone ongewoon wordt. Bernlefs bizarre stukje gaat over verregaande vergetelheid. C. Offermans schreef een sterk kortverhaal over haat en dierenliefde. Nicolaas Matsier vertaalde enkele zonderlinge brieven van Lewis Caroll. Kees Nieuwenhuijzen bekijkt de wereld door de ogen van een koe. Jacq Vogelaar wenst zijn ouders weg en weet op de duur niet meer of ze nu wel echt weg zijn. Nicolaas Matsier bewerkt de mythen van Ikaros en Odysseus in de ik-vorm en houdt een pleidooi voor mythen voor kinderen.
In het tweede deel worden enkele brieven, een interview en enkele artikels gebundeld onder de titel ‘Kinderliteratuur? Jeugdliteratuur? Literatuur?’ Centraal staat de vraag naar de status van de kinderliteratuur binnen de ‘grote’ literatuur. Na een korte brief van Paul Biegel begint Sjoerd Kuyper écht met een bijzonder spiritueel stukje. De mooiste tekst
is van Toon Tellegen, een soort parabel over het schrijven voor kinderen waarin zijn bekende dieren een belangrijke rol spelen. Guus Kuijer stelt het uiterlijke succes van de jeugdschrijver tegenover het gebrek aan erkenning door de kritiek. Je kunt je afvragen of zijn stukje een tirade of een parodie is. Imme Dros begint met een frontale aanval, maar haar betoog wordt op de duur nogal warrig, waarbij ze uitspraken van De Vries en Fens op een naar mijn mening onjuiste manier manipuleert. Dan is het artikel van Peter van den Hoven veel gefundeerder en meer doordacht. Hij biedt een bestudeerd overzicht van de recente discussies en bepaalt zo zijn eigen standpunt. Kern van zijn betoog was voor mij het sprekende citaat van Aiden Chambers op p. 156. Omdat het zo mooi is, neem ik het integraal op. Chambers benadrukt dat de aandacht voor het literaire kinderboek voortkomt uit ‘het bewustzijn dat het een zelfstandige artistieke uitdrukkingsvorm is. Dat kinderboeken er niet eenvoudig voor kinderen zijn (voor hun opvoeding of ontspanning); dat ze niet eenvoudig over kinderen gaan (fictie waarin de kinderwereld de eerste plaats inneemt); maar dat ze ook de vorm zijn waarin we de wereld observeren vanuit een standpunt en op een wijze die de volwassenen vaak vergeten of negeren. Want de kijk op het leven die we krijgen in de beste kinderboeken heeft een helderheid, een stroomsnelheid, een kleurrijke transparantie als van een bergstroom voordat deze zich verbreedt tot het gemengde, langzaam bewegende brouwsel van de rivier stroomafwaarts en zijn wijde, kolkende mondingen aan het eind. We weten nu dat literatuur voor kinderen geen stilstaand water is, geen aangename vrijetijdsbesteding, geen extraatje voor saaie uren. Integendeel, zij behoort tot de hoofdstroom, speelt zich in feite af, dààr waar de hoofdstroom begint. En als we dom genoeg zijn te denken dat het er smal of oppervlakkig uitziet, zouden we er goed aandoen ons ter herinneren dat bergstromen de
kracht hebben om diepe kloven zelfs in het hardste graniet te maken.’
Ook het interview met Joke van Leeuwen en Anne Vegter is verhelderend. Volgens hen nemen goede kinderboeken vanzelf wel hun plaats in de literatuur in.
In deze hele discussie krijg ik wel de