Poëziekrant. Jaargang 16
(1992)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
RecensieMartin Reints
| |
Vertelling
Op een dag verzon ik een verhaal
toen lukte het me gedeeltelijk dit op papier te krijgen
vervolgens lukte het me het slot niet te bedenken
ergens op de helft las je een algemene wijsheid:
wat voorbijgaat houdt geen stand
in een andere kamer staat een luidspreker
hieruit kolkt een dreigende wolk langs een
lamparmatuur naar iets anders
deze wolk is een operette
(Schön ist die Welt)
(Querschnitt)
iemand stelt zich mist voor
iemand anders stelt zich achter de mist een
vuurtoren voor
(...)
Soms sta je tegenover een ander. Je vindt hem sympathiek. Je wisselt enige platitudes uit, maar het liefst zou je tegenover hem willen zitten, je handen in zijn handen. Even zitten en dan ga je weer weg. Je denkt soms aan hem. Soms kom je hem weer tegen. Soms word je vervuld van..., ja wat? Soms hoef je niets te denken. We zijn hier even, we verzamelen herinneringen. Als we alleen lichaam waren, werden we geboren, groeiden, aten, was er een stofwisseling en we stierven. Maar we zijn meer dan alleen lichaam. We stellen ons iets voor, zien de dingen langstrekken en vragen ons af wat ze betekenen. Vragen komen in ons op, gaan in ons om. | |
Worpswede
Het voormalige moeras
waar ik op zandwegen en in weilanden
onder langstrekkend gewolkte loop te denken,
gelijkt op het denken zelf
dat er is terwijl het er is
de zin van dit vlak waarop ik mij begeef
ligt in de afwezigheid van een doel,
ligt in de overbodigheid die hier
zo overvloedig mij omgeeft
paden verdwijnen onder gras
dat verwerking wacht tot stront
die in ander gras zal liggen drogen
en over alles komt de wind
die naar de bossen in het zuiden waait
waar jij de woorden hebt geleerd
waarmee je afscheid van me neemt.
Onze handelingen lijken bepaald door bepaalde wetten, maar het schijnt tegelijkertijd volstrekt onmogelijk die wetten te achterhalen. We zien wel enige regelmaat, maar als zelfs het regelmatig druppelen van een lekke kraan schijn is en als de chaotica ons leert dat we niet in staat zijn met ijzeren zekerheid te voorspellen wanneer de volgende druppel valt, wat kunnen we dan anders dan naar elkaar luisteren, gedachten opschrijven, woorden uitwisselen, schrappen, vervangen. We leven in een uitdijend heelal, alles loopt uit op wanorde, alles slijt. We kijken omhoog in de ruimte en als we maar ver genoeg kijken, zien we de geboorte van ons heelal. Terwijl we kijken, zien we wat vijftien miljard jaar geleden gebeurd is. Tijd is een illusie. Panta rhei, maar alleen hier en nu. Daarboven komt alles samen in één cirkelend moment. Het is alles mist, maar Martin Reints schrijft er mooi helder over. Hij schrijft:
is de mug die ik niet dood kan slaan,
bedacht de man,
die ik kwijtraak en vergeet
en die dan weer rakelings over mijn papieren vliegt,
zoiets als een herinnering?
of is de herinnering meer zoals het papier
dat ik nodig heb als ik wil schrijven?
Zo was de man in het huis onder de sterrenhemel
aan het denken geraakt
hij legde zijn pen neer,
begon heen en weer te lopen
en ontdekte nu de overeenkomst tussen de gang
van zijn gedachten
en de gang van zijn lichaam door de kamer
er is weemoed in ijsberen
en vasthoudendheid
|
|