Huldeboek
Annie M.G. Schmidt
Altijd acht gebleven
Jan van CoillieGa naar eindnoot+
‘De leeftijd die ik zelf altijd gehouden heb is acht. En ik schrijf toch eigenlijk voor mezelf.’ Met dat citaat is meteen de titel verklaard van Altijd acht gebleven, een boek over de kinderliteratuur van Annie M.G. Schmidt. Het is eigenlijk een vervolg op Kijk, Annie M.G. Schmidt, waarin voornamelijk het werk voor theater en televisie werd belicht. Altijd acht gebleven verschijnt ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Schmidt, op 20 mei 1991.
Annie M.G. Schmidt
[foto: Ewoud de Kat]
HET IS DAN OOK een huldeboek geworden, een bundeling van artikels van verschillende auteurs, die telkens een ander aspect van Schmidts kinderliteratuur onder de aandacht brengen. Een totaalbeeld van Schmidts werk voor kinderen krijgt de lezer hier niet. Zo zal hij tevergeefs meer informatie zoeken over boeken als Waaidorp, Heksen en zo, Tom Tippelaar of Wiplala, en worden maar enkele versjes onder de loep genomen, maar dan wel erg diepgaand. De aanpak is in de meeste bijdragen niet beschrijvend, maar waarderend, zelfs bewonderend. Schmidt zelf zal er met de haar eigen zin voor relativering bij momenten stil bij geworden zijn.
Naast de tekst vertellen de talrijke foto's en illustraties een eigen verhaal. Ze zijn chronologisch geordend, waardoor ze als het ware een beeldbiografie vormen van de kinderboekenauteur. Nadeel daarvan is wel dat ze niet direct aansluiten bij de tekst, op het artikel over het reclamewerk na.
In het openingsstuk roept Karel van het Reve herinneringen op aan Schmidts werk. Voor hem zijn het vooral bepaalde zinnen die bijbleven, ‘echte Nederlandse zinnen’ die een diepe indruk op hem maakten.
Guus Söteman onderwerpt twee van Schmidts beroemdste kinderversjes aan een literaire analyse: ‘Dikkertje Dap’ en ‘De mislukte fee’.
Kees Fens verklaart op een heldere en aanstekelijke manier zijn bewondering voor Minoes. In dat boek vindt hij zelfs twee aspecten ‘het allermooiste’: het feit dat niets ongebruikt blijft binnen het grote geheel, en Schmidts superieure literaire manipulatie, het grote spel van dubbelzinnigheid en partijdigheid waardoor de lezer onvermijdelijk partij wordt.
Erna Staal heeft het over Schmidts activiteiten voor de Gouden Boekjes. Na een situering van de Amerikaanse successerie, bespreekt ze Schmidts bijdrage, waarbij ze haar vertalingen en bewerkingen toetst aan de originele versies.
Bregje Boonstra bespreekt de Engelse vertaling van 42 kinderversjes, een van de zeldzame Engelse uitgaven van Schmidts werk.
Van Schmidt zelf is het dankwood bij de H.C. Andersenprijs opgenomen. De Engelse tekst is opgesteld in de vorm van een korte brief aan Andersen met een verzonnen antwoord van haar grote inspirator. Schmidts eigenzinnige stijl, haar ironie, stekeligheid en zachte zelfspot zijn duidelijk herkenbaar.
Ed Leeflang schrijft over ‘Annie M.G. Schmidt en de voorlezers’. Uiteindelijk heeft hij het meer over de school en het gebrek aan aandacht voor het voorlezen daar dan over Schmidts werk.
Murk Salverda bespreekt in twee interessante bijdragen het werk van Schmidts twee belangrijkste illustratoren, Wim Bijmoer en Fiep Westendorp. Zij hebben figuren als het schaap Veronica, Jip en Janneke en Otje een onvergetelijk gezicht gegeven.
Het laatste artikel, van Henk van Gelder, gaat over het reclamewerk van