Poëziekrant. Jaargang 16
(1992)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
KlassiekHomerus' Odyssee
| |
[pagina 34]
| |
op het ultieme eiland, zijn eiland, Ithaca zal brengen. Daarmee opent de tweede helft van het epos, een aaneenschakeling van herkenningen: zijn zoon, de hond, zijn voedster, de vrienden die hem trouw bleven, de vrijers, zijn vrouw. Met de onmisbare steun van zijn zoon herwint Odysseus zijn plaats op Ithaca en zal ook Penelope hem uiteindelijk herkennen als haar man:
Snikkend rende ze recht op hem af,
sloeg haar armen om de
hals van Odysseus, kuste zijn hoofd...
(Od. 23, 207-208, Dros p. 377)
Zelfbeheersing en uithoudingsvermogen, listigheid en vooral intelligentie zijn de elementen die het nieuwe ideaal van de mens in de Odyssee bepalen. De fysieke en morele kracht van de op eer beluste strijder uit de Ilias maakt plaats voor een type waarin moderne lezers zich gemakkelijker kunnen herkennen. Wie de Odyssee vertaalt, houdt daar rekening mee. Imme Dros heeft inderdaad de stoere taal van de Iliasvertalingen vervangen door hedendaags Nederlands. Of zij daarmee de Odyssee herdicht heeft, is een andere vraag. Wellicht is haar taal net iets te alledaags om te overtuigen als vertaling van een groot dichtwerk. De winst van deze metrische vertaling in vergelijking met Vosmaer en Timmerman is ongetwijfeld het totaal verdwijnen van de metrische dreun. Dros' vertaling loopt vlot en licht, maar voor een hexameter eigenlijk te licht. Zoals het vaak minder poëtisch taalgebruik een restant kan zijn van de vier voorafgaande prozabewerkingen, zo heeft de vertaalster vermoedelijk ook de prozavertaling zelf in hexameters willen omzetten. Het inpassen van de klemtoon van de Griekse eigennamen (voor de schrijfwijze daarvan zou Van Dale toch normerend moeten blijven) en de gebruikelijke dactyle in de vijfde voet zijn niet steeds feilloos. Dros' werkwijze is het sterkst voelbaar op het einde van de hexameter. Die versvorm eindigt best met een meerlettergrepig woord. Vosmaer en Timmerman en ook de Roy van Zuydewijn (Iliasvertaling 1980) hebben dat begrepen. Dros laat haar hexameter al te vaak eindigen op een eenlettergrepig woord. In het geval van lidwoorden, voegwoorden en voorzetsels werkt dat erg storend. Op de eerste bladzijde van haar Odysseevertaling staan daarvan al tien voorbeelden! Als men daaraan went, dan ontstaat het gevoel dat men toch met een prozavertaling te maken heeft. Toch verdient deze vertaling krediet. Dros is erin geslaagd twaalfduizend verzen lang een metrum aan te houden dat de lectuur draagt. Dat een vertaler van antieke teksten iets van de vormvastheid wil behouden, kan men alleen maar toejuichen. De initiële fout van deze toch indrukwekkende onderneming is de overtuiging dat de Griekse hexameter per se behouden moet blijven. De hexameter is voor moderne talen in wezen onnatuurlijk, en wordt dus beter vervangen door de vijfvoetige jambe zoals Aafjes die in zijn Odysseevertaling hanteert. De uitgever brengt meteen twee drukken van de vertaling op de markt, en mikt, gezien de verspreiding ook gebeurt via een boekenclub, duidelijk op een ruim publiek. Die aanpak verdient enige lof, omdat een vertaling van Homerus' Odyssee ook een aanzienlijk deel van de beeldende kunsten en letteren uit de westerse cultuur beter kan doen begrijpen. Tal van figuren uit Homerus' epos wandelen door gedichten en verhalen, sculpturen en schilderijen van tal van kunstenaars. Bij een eventuele derde druk van Dros' vertaling zou de schitterende studie van Joachim Latacz, Homerus. De eerste dichter van het Avondland (ongeveer gelijktijdig verschenen bij Sun, Nijmegen) de beperkte bibliografie mogen aanvullen, en misschien kan dat werk ook wat stof leveren voor een meer gefundeerde inleiding. |
|