Buitenland
Lars Lundkvist
Sprong naar de zon
Claude van de BergeGa naar eindnoot+
De dominante aanwezigheid van de natuur heeft in Scandinavië vaak aanleiding gegeven tot feeërie en tot lyrische en verdroomde dichtkunst.
In de filosofie van de Samen (de bewoners van Sami of Lapland) overstijgt de natuur het therapeutische en wordt ze impuls tot metafysische beleving. De cultuur waarin een kosmische natuurperceptie, in wederkerige vertrouwdheid van subject en object, overheerst, wordt sjamanistisch genoemd. In Finland vormt de versmelting van oneuropees sjamanisme met de feeërie van de Scandinavische volkeren de meest harmonische symbiose. Een hedendaagse Zweedse dichter die op een persoonlijke wijze een gelijkaardige eenheid vertoont, is Lars Lundkvist, van wie een anthologie verscheen bij de exquise poëziereeks van uitgeverij Marsyas, in de mooie vertaling van Lydia Dalmijn.
LARS LUNDKVIST WERD GEboren in 1928 in Umea (spreek uit ‘oemee-oo’), in het noorden van Zweden, waar de overvloeiing van de westerse cultuurvisie met het Aziatische sjamanisme tot in de dagelijkse realiteit doordringt. De landschappelijke vervlechting staat nauwelijks enige scheiding toe tussen mens en buitenwereld en eist een verwijding van de zintuiglijke beleving, een verwijding die niet langer de werkelijkheid van de verbeelding kan verwerpen als zinloze dromerij. Uit de scheppingen van de verbeelding wordt de essentie gepuurd en verdicht tot wijsheid en poëzie.
De poëtische wereld van Lars Lundkvist bleef lang afwijzing en uitstoting opwekken in de door maatschappijkritiek en journalistieke feitelijkheid beheerste Zweedse literatuur. In de 700 pagina's tellende bloemlezing
Svensk Lyrik acht men hem zelfs te onbelangrijk om zijn naam te vermelden. Ook in de Nederlandse verta-
ling van moderne Zweedse poëzie
Dit is het leven dat verder zal gaan blijft hij afwezig. Het is het gebruikelijke verhaal van doodzwijgen zodra iemand het waagt grenzen te verleggen, het droeve verhaal waarop de hele cultuurgeschiedenis gegrondvest is.
De gedichten van Lars Lundkvist onderscheiden zich niet alleen door de tover van een pneumatische aanraking van de taal, maar ook door een nieuwe, buiten de vertrouwde grenzen tredende belevingswereld, de wereld van de metafoor en van het wonder. Lundkvists dichtkunst kan omschreven worden als een variant van de hedendaagse etno-poëzie, zoals die door Amerikaanse en Indiaans-Amerikaanse dichters als Go Ne Goh He Yoh, Niatum, Aronia-wenrate en Socka-jaw-wu beoefend wordt, of zoals ze ooit door de imagistische visie van Pound en Octavio Paz of de négritude-theorie van de Senegalees Senghor werd gedefinieerd: poëzie die de uitwisseling van vreemde, vaak irrationele culturen aanwendt om de ontpoëtiseerde, onttaalde realiteit van de industriële maatschappij te doorbreken en in relatie te brengen met de ziel. Hun doel drijft hen tot extreme opstandigheid, en is niets anders dan de allesomvattendheid van het wonder, de tijdloosheid van het innerlijke als een bestaande nabijheid ervaren.
Voor Lundkvist is poëzie een inwijding, als in een archaïsch-esoterische mysteriecultus, een inwijding die de hele mens opeist, en bijgevolg niet vrijblijvend is of zich tot intellectueel vermaak beperkt. Het woord wordt spiegellijn tussen materie en niet-materie.
In de bundel staat een beeldhouwwerk afgedrukt van Olof Hellstrdm, een vriend van de dichter. Een mensenfiguur rukt zich het lichaam open met beide handen. Het beeld roept gelijkenissen op met de verwondingen die Indianen zichzelf toebrengen tijdens de zonnedans, met de mythen waarin de lichamen van sjamanen uiteen worden gereten om daarna tot hogere wederopstanding te komen, of met een ander zonnerad: het kruis waarop Christus sterft, zeven woorden uitsprekend (het getal dat de cycli van de kosmische ontvouwing weergeeft): in Uw handen beveel ik mijn geest.
Dichtkunst als offer. Poëzie als zelfoffer om een door materialisme, arrogantie en machtswellust gedegenereerde mensheid tot verheffing uit te nodigen. Of: zelfoffer, de enige ware vorm van opstandigheid.