Poëziekrant. Jaargang 15
(1991)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Remco Ekkers
| |
[pagina 19]
| |
Terug
Je was het gras vergeten maar
dit is een geur uit je jeugd.
Je zat op je hurken en
opeens kwam het woord.
Toen je voelde aan die bloem
ook de naam van de vlinder.
Tussen alle groen rode daken
jouw felste herinnering.
Het gras was weliswaar vergeten, maar het kan opgeroepen worden: geuren werken associatief. Voor Ekkers komen kleuren uit het verleden het sterkst terug, in felle contrasten: ‘Hij denkt: de roos is rood | de roos is wit, de roos in mijn tuin. | ‘, ‘Twee wandelaars, één wit | één zwart, bewegen langzaam | ...’. Of gemengd met grijs: ‘Wie is de grijs-groene figuur | ...’, ‘... het okeren koren | het bos en de blauw-grijze heuvel | ...’. Contrastwerking is er ook in het gebruik van licht en donker, maar dan in een paradoxaal verband: ‘Je buigt je over naar | de spiegeling in het water | komen de stralen, donker’ of ‘Je rijdt of loopt steeds | uit beeld, je mond in licht | je ogen in schaduw, dood’, zodat het uiteindelijk over leven en dood blijkt te gaan, het zwart-wit van de poëzie. Gorter gaf met Mei te kennen dat leven beweging is: na Mei komt haar zuster Juni, een mens wordt dus onherroepelijk ouder. Hij gaat na Mei volstrekt andere poëzie schrijven, maatschappelijk zeer geëngageerd. Ekkers blijft verlangen voorbij leven vorm te geven: | |
Groei
Zoals de herinnering aan vorm
in mijn hand zich langzaam
aanpast aan je borst
groei ik weg van hoe je was
omdat we gemaakt zijn van tijd
en alleen kunnen vervallen
uiteenvallen, zoals het glas
in scherven, nooit terug
maar ik maak jou
zoals jij mij laat groeien
mijn hand zijn verlangen
geeft naar hoe je bent.
De dichter is maker, wat ‘poëet’ ook letterlijk betekent. Hij groeit in het maken van iets buiten hemzelf. Ook op die manier is leven beweging. Maar wat een dichter maakt, poëzie, blijft. Wordt die dan niet aangetast door de tand des tijds? Literaire smaak wisselt voortdurend. Toch wordt Gorters Mei na meer dan honderd jaar nog gelezen. Wat geschreven en gepubliceerd is, heeft de potentie te herleven door herlezing en herwaardering. De jeugd van de personages in Het gras vergeten mag dan al voorbij zijn, ooit waren zij natuurlijk echt jong. Poëzie realiseert verleden tijd. Gorter was geïntrigeerd door de vraag wat het best het eeuwige zou kunnen weergeven: poëzie of muziek. Als adept van Wagner en vriend van Diepenbrock koos hij voor muziek, maar hij laat Balder, zijn muziekgod, verdwijnen en Mei sterven. Intussen vereeuwigt hij beiden in zijn gedicht. Mei en Balder konden geen kind creëren, alleen de dichter maakt een creatie. Ekkers kiest voor deze opvatting in zijn slotgedicht: ‘Wat gelezen is blijft beeld | de klank verstorven.’ Mijn beeld van Ekkers' bundel is er een van kleurrijke gedichten met een sterke samenhang. Er zijn vijf afdelingen, waarvan de eerste het sterkst verwijst naar Mei. Het begin van een gedicht is zelfs vrijwel identiek aan een passage uit Mei (‘'t Was na de middag. Van het woud | ging uit een koele adem...’), maar valt tegelijk wel onmiddellijk op door de Gorteriaanse woordkeus. De tweede afdeling laat het verleden zien van Ekkers' Mei, het meisje uit Indië. De derde en de vijfde afdeling richten zich meer op de poezië op zich. Personages laten zich moeilijk vangen in woorden, hoe kleurrijk de herinnering aan hen ook is: ‘Ik probeer je uit het hart | te leren, maar woorden | verdwijnen zonder kleur.’ Alleen de vierde afdeling, waarin het ik dwaalt in den vreemde, kan ik moeilijker plaatsen. De thematiek en de motieven van Het gras vergeten zijn niet opvallend. Van in de bijbel tot bij Kopland groeit gras. Geuren en kleuren zijn archetypisch. Eeuwigheid en vergankelijkheid, dood en leven, Eros en Thanatos: Gorter noch Gerlach, geen enkele dichter kan er omheen. Dat is ook niet waar het om gaat, wezenlijk is de verbeelding. Daarin vind ik Ekkers niet altijd even sterk. Sommige beelden komen mij bekend voor: het kind met de vlieger, de boom en de rivier, de foto en het gedicht. Werkelijk getroffen werd ik door het beeld van de op het asfalt vastgeplakte vleugel. De kracht van de poëzie van Ekkers schuilt voor mij in de wijze waarop hij, in voortgaande ontwikkeling, met zijn personages omgaat. In zijn eerste bundel, Een faun bij de grens (1986), zoekt hij de ongekende andere, in De vrouw van zwaarden (1989), nadert hij de geliefde andere heel dicht, in deze bundel richt hij zich intens op het inkleuren van de geliefde andere, het meisje uit Indië. Opvallend vaak kiest hij voor ‘jij’. Ekkers is geen Balder: hij is niet blind voor de andere, zonder geheugen, zonder toekomst. Hij vergeet ‘Mei’ niet, maar maakt haar. Hij is haar dichter.
[foto: Chris van Houts]
|