Poëziekrant. Jaargang 15
(1991)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermdEen jaar uit het leven
| |
[pagina 14]
| |
19 November 1988
Grys gedempte lig in die park
die laaste louheid van herfs
voor alles vertak in kil en kaal
'n Bebaarde boemelaar gesien
wat lang gape gaap
met op sy skouer 'n swan kat
oë van kwarts
En 'n instandhouer in blou oorpak
met 'n draadborsel op 'n leer
om die groen mos om die voete
van die standbeeld met die gesig
deur tyd stompgevreet
weg te skraap
En 'n takbok en 'n leeu
van koper
met groenbespaan beslaan
| |
lewe is, is hoop. Waar die lewe ophoop is daar kennisname van die futiliteite van alle hoop omdat opberging ook net tydelike sluise is, miershope, in die verspoelende vaart van die verganklike na doodheid’ (p. 9). Het schrijfproces brengt de schrijver tot inzicht in deze tweeledigheid en aldus tot helderheid. Aanvankelijk houdt Breytenbach zich trouw aan het vooropgestelde schema, maar vanaf april zijn er steeds meer hiaten, en op 4 september 1974 schuift de dichter het project opzij. Pas op 16 september 1988 neemt Breytenbach de draad weer op om de jaargang verder af te ronden. In een korte verantwoording bevestigt hij daarbij de kerndoelstelling van zijn schrijverschap. Het is een poging ‘om die niet te struktureer, d.w.s. lyne te gooi oor die oneindigheid, gedoem tot mislukking’ (p. 135). Dit tweede gedeelte noemt hij ‘Papiergelyde’. Ook nu worden niet all dagen beschreven, hoewel december bijna volledig behandeld wordt. Tussen 1974 en 1988 liggen veertien bewogen jaren, waarin Breytenbach o.a. in Zuid-Afrika wegens terroristische bedrijvigheden tot negen jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld. In deze periode verschijnen ook heel wat andere werken, o.a. de poëziebundels Voetskrif (1976), Blomskryf (1977), Yk (1983) en Lewendood (1965) en prozawerken als The True Confessions of an Albino Terrorist (1984) en Mouroir. Mirrornotes of a Novel (1984). Soos die So is duidelijk niet op een strak omlijnd concept gebaseerd. Opvallend in het tweede gedeelte is dat de beeldspraak esoterischer is, waardoor een aantal gedichten minder toegankelijk zijn. Bovendien is de thematische verscheidenheid minder groot. Toch zorgt de opzet van de bundel ook hier voor een integratie van uiteenlopende thema's en benaderingen, terwijl van de inbedding van de gedichten in het jaarverband een eenheidsscheppende impuls uitgaat. De verwijzingen naar de gang van de seizoenen doorheen de bundel verstevigen deze jaaromkadering. De winter komt naar voor als het seizoen waarin het licht ‘so skerp en koud | skeur blind deur vlees | onmiddellik soos pyn’ (p. 13) is; de lente brengt de verwachting van vervulling, en daardoor opnieuw vreugde en geluk: ‘daar kom 'n soepelheid 'n spesmaas van louheid i en in sommige geboue brand die ligte laat | sodat 'n losser gelag deur die binneplase glip’ (p. 43). De beleving van de seizoenen vormt dikwijls een aanknopingspunt voor beschouwingen over andere thema's. Zo wekt de winter het verlangen op naar de zomer in Zuid-Afrika, en confronteert dat seizoen de dichter met zijn ballingschap. In een ander gedicht beseft Breytenbach dan weer dat het leven in Afrika fundamenteel hetzelfde is: ‘skielik soos die droom van 'n ander lewe | skuif die geheue op Boland oop: | ander bome, ander lig, | selfde leeg van geverfde bederf’ (p. 169). Het grijze winterweer suggereert verlatenheid (p. 86) of vergankelijkheid (p. 167) waartegen slechts ‘ondergrondse verset’ (p. 27) mogelijk is. De seizoenen en de weersgesteldheid worden ook in verband gebracht met het dichterschap. Miezerig weer wordt geassocieerd met onvolmaaktheid of woorden die ‘onklaar en modderig’ (p. 57) blijven. Maar ‘wanneer die son | geen hoed durf dra omdat reën nêrens syfer | voel jy vrygewig en gemagtig om 'n vers | vry te laat’ (p. 56). Vanuit het overkoepelende kader van het jaar worden de belangrijkste thema's van de bundel, dichterschap, liefde, reizen, ballingschap, apartheid en vergankelijkheid, verder ontgonnen. Natuurlijk diept Breytenbach deze thema's ook uit los van het jaarkader. De gedichten zijn door een hecht netwerk van verwijzingen met elkaar verbonden, zodat ze elkaar weerspiegelen en door deze echo's hun betekenis verdichten. Voortdurend komen dezelfde symbolen terug: de zon en de maan, de kleuren grijs, wit en zwart, de ogen, spiegels en vogels. Al deze symbolen nemen ook in het andere dichtwerk van Breytenbach een prominente plaats in. Ze maken deel uit van zijn persoonlijke, bijna mythische, beeldentaal. De thema's die in Soos die So aan bod komen, zijn niet nieuw. Door hun inschakeling binnen een dagboekgeheel gaan ze wel een nieuw leven leiden: de verbinding met de alledaagse realiteit van Breytenbachs bestaan benadrukt hun relevantie. Ze worden daardoor van dichterlijke thema's tot levensrealiteiten. Dat verklaart ook de tegenstrijdige uitspraken in de bundel. Soos die So is een boek in wording, en kan daarom geen afgerond geheel vormen of een sluitend wereldbeeld voorstellen. Het is precies de weergave van het dichterschap-in-ontwikkeling dat de bundel zo fascinerend maakt. Vandaar ook dat zo'n grote verscheidenheid aan thema's, o.m. door de opname van een aantal gelegenheidsgedichten, in de bundel aan bod komt. Soos die So is een uiterst boeiende bundel die nog niets van zijn frisheid en relevantie heeft ingeboet. Het is een waardevolle toevoeging aan het dichterlijk oeuvre van Breyten Breytenbach. | |
[pagina 15]
| |
Lentedans
de sneeuwschep vlakt het voorhoofd van de winter af
bomen
ik hoor jullie welluidende stem
ik hoor waterdruppels en de opwinding van de smeltende sneeuw:
de zon giet haar stralen als ijzer uit de oven het land in
haar schitter vliegt aan van waar de reuzenvogel zijn vleugels uitslaat
de reuzenpython - ranselt bergen kiezels met zijn lichaam
het raamkozijn - brandt als de keel van een stomdronken soldaat
ik hoor de zee razen op het golfplaten dak
o, stilte
ik vergeet je sneeuwwitte dak
een windvlaag vol sneeuw gaf mij ooit een scheut van pijn
terwijl het land de liefde krachtig bijvalt
duw ik de schreeuw van de lente van mij af
verdrinkend in een stortvloed van peren die de berg afrollen
ik ben bang voor mijn hart
ik schreeuw het uit: ik ben bang voor mijn hart
bang dat het van vreugde onbruikbaar wordt!
|
|