| |
| |
| |
Kort
Cijfers & Letters
Bij Nieuwe Namen, een tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten (15 maart tot 28 april 1991) over eenentwintig Vlaamse debutanten uit de jaren '80, hoort een catalogus die naast een foto- en quotes-gewijs portret van de debutanten, essays van Robberechts, Borré en Reynebeau en reacties van de eenentwintig op die essays bundelt. De confrontatie tussen een aantal intelligente mensen met een visie op de (jonge) Vlaamse literatuur (die ze nog gelezen hebben ook) is zeer inspirerend voor doemdenkers en cultuurpessimisten. Imago is immers belangrijker geworden dan inhoud. Kwantiteit primeert op kwaliteit. Het ontbreekt Vlaanderen aan een literaire kritiek die naam waardig. De actualiteitswaarde van een boek staat centraal, de literaire waarde ervan blijft onbesproken. Tijdschriften noch uitgeverijen hebben redacteurs in dienst om schrijvers te begeleiden en teksten te lezen vooraleer ze naar de drukker te dragen. De mediatisering van de letteren reduceert oeuvres zodat meerduidigheid, de essentie van literatuur, genegeerd wordt. Met omzet- en leescijfers worden de letters weggecijferd.
Voor een stuk heeft de literaire sector daar zelf schuld aan. Literatuur staat in Vlaanderen nog altijd op een amateuristisch niveau, alsof de tijd stilgestaan heeft. Boeken worden hier nog altijd geschreven door priester-dichters die hun niet aan een gezin bestede energie in versvoeten investeren, of schoolmeesters met veel vrije tijd. Schrijven zou eindelijk wel eens als full-time job erkend mogen worden. En auteurs moeten niet langer vluchten voor de mediatisering van de literatuur, maar die creatief manipuleren. Beste Vlaamse auteur, bespeel die media eens in plaats van er een speelbal van te zijn en integreer de tijdsgeest eens in een boek in plaats van naturalistische streekromans te produceren. Dat de samensteller van Nieuwe Namen Buekenhout heet, hoeft niet te betekenen dat die nieuwe namen zich moeten blijven beperken tot realistische evocaties van bomen in polderlandschappen. (Bart Vanegeren)
Paul Buekenhout (red.), Nieuwe Namen, Paleis vzw, Brussel, 1991, 67 p., fl. | 2,50 250 fr.
| |
Rust in vrede
Jarenlang vormden Geert van Oorschot en Charles B. Timmer het dynamische duo van de Russische literatuur in Nederland. Naast een grote liefde voor de Grote Russen deelden beiden een onwaarschijnlijke gedrevenheid en een bijzonder doorzettingsvermogen. De overtuigende, niet door enige terughoudendheid geplaagde manier waarop Van Oorschot zijn Russische Bibliotheek aan de man bracht, is bepaald legendarisch. Op een mooie lentedag ramde de kwieke uitgever, slachtoffer van een vervelend optisch bedrog, een glazen deur in een boekhandel, stond bloedend als een rund uitvoerig de nieuwste Russen aan te prijzen en liet gaas en pleisters pas aanrukken nadat de verkoopcontracten getekend waren. Na deze feiten weerklonk in boekhandels bij de aantocht van Van Oorschot steevast een paniekerig ‘de Russen komen!’, waarna het hulpje van de zaak ijlings de voordeur opende, de voetmat onder een tafel schopte en overduidelijk het opstapje aanwees. In nietsontziend enthousiasme evenaarde Charles B. Timmer met verve zijn bloedbroeder: de consciëntieuze hoofdredacteur van de Russische Bibliotheek waakte fanatiek over het niveau van de vertalingen en vertaalde zelf ongeveer zestig werken uit het Russisch (alleen al de Russische Bibliotheek telt 6513 door hem vertaalde bladzijden). Deze heldendaden zullen niet licht vergeten worden, al zijn de helden zelf niet meer: Van Oorschot stierf in 1989 en Timmer op nieuwjaarsdag '91. Het postuum verschenen ‘Russische werkelijkheden’ bundelt twaalf degelijke, weinig spectaculaire en een tikje te rustige Russen-stukken, geheel trouw aan de volgende zijdelingse beginselverklaring: ‘Dat klinkt nogal opgewonden en uitdagend, vind ik, en dus weinig overtuigend.’ Charles B. Timmer was vooral een monumentaal vertaler. (Bart Vanegeren)
Charles B. Timmer, Russische werkelijkheden, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1991, 217 p., fl. 39,90; 798 fr.
| |
Prijs voor De Nijs
Als de doorsnee-literatuurliefhebber in de lage landen vertrouwd is met het werk van hedendaagse buitenlandse dichters uit een klein taalgebied, heeft daar meestal een gedreven fanatiekeling de hand in. Zo heeft Bob de Nijs vrijwel in zijn eentje de Catalaanse literatuur in ons taalgebied geïntroduceerd. Onlangs kreeg hij trouwens in Barcelona de internationale prijs Ramon Llull - dat mag dan al een vrij lullige naam zijn, deze prijs is wel goed voor twee miljoen peseta - voor zijn Nederlandse vertaling van de middeleeuwse ridderroman Tiran lo Blanc. De Nijs had ook een belangrijke inbreng in een boeiend project van het tijdschrift ‘Point’. Terwijl de Acadèmia dels Nocturns van de universiteit van Valencia de bundel Trenta Poetes Flamencs uitgeeft, biedt De koele hoeken en kanten van de schaduw (1990), de negentiende ‘Point’, een overzicht van de hedendaagse Catalaanse poëzie. ‘Wie stond in voor bijna alle vertalingen in deze bundel?’ is een even domme vraag als ‘Waren er problemen met het Vlaamse of het Catalaanse deel van de subsidies voor dit project?’ (Bart Vanegeren)
Point 19, De koele hoeken en kanten van de schaduw, Point, Meerbeke-Ninove, 1990, 48 p., fl. 16,50; 295 fr.
| |
Heimwee naar huis
Wat De Nijs heeft met de Catalaanse literatuur, heeft Kees Snoek met het werk van de Indonesische dichter Sitor Situmorang. Snoek selecteerde ruim zeventig gedichten uit de zeven bundels die Situmorang tot 1982 publiceerde en uit diens produktie van de laatste jaren en bundelde de gedichten van zijn keuze in het Indonesisch en in Nederlandse vertaling onder de titel Bloem op een rots (1990). In een heldere inleiding schetst Snoek de dubbele evolutie in de poëzie van de sinds 1981 in Nederland wonende Indonesiër. In de loop der jaren nam het aantal experimenten met Indonesische en westerse dichtvormen af om plaats te ruimen voor een veel lossere versvorm. Parallel met die formele verschuiving evolueerde ook de thematiek van het werk van Situmorang. Toen hij tussen 1950 en 1953 in Europa verbleef, maakten zijn verlangen naar zijn geboortestreek rond het Tobameer en het contact met de Europese poëzie een overtuigde ‘poète maudit’ van hem: Situmorang dichtte over de eenzaamheid, de vervreemding, het ‘ennui’ en de vluchtige troost van een tijdelijke geliefde. Maar onder de perverse zwart-romantiek resoneerde bij Situmorang altijd het verlangen naar zijn Batakse geboortegrond als positieve ondertoon. Naarmate essentiële menselijke ervaringen meer centraal kwamen te staan in zijn gedichten, ontwikkelde de dichter het gevoel van een mogelijke absolute vervulling via een terugkeer naar zijn oorsprong. Het dichterschap van Situmorang valt dus blijkbaar samen te vatten in drie woorden: heimwee naar huis. Ik heb nooit aan de universaliteit van het oeuvre van Will Tura getwijfeld. (Bart Vanegeren)
Sitor Situmorang, Bloem op een rots, gedichten vertaald uit het Indonesisch door Kees Snoek, De Geus, Breda, 198 p., fl. 34,90; 590 fr.
| |
| |
| |
Fan van Fens
Dat Kees Fens vorig jaar de P.C. Hooftprijs kreeg, werd algemeen beschouwd als een verdiende beloning voor een bezield leven in dienst van de literatuur. Omdat hij de dogmatische gerichtheid op de tekst nuanceerde, was Fens veruit de meest subtiele medewerker van ‘Merlyn’ en vrijwel de enige die de oorspronkelijke ‘Merlyn’-doelstellingen verwezenlijkte. Met een enorme eruditie en een behoorlijke creativiteit lukte Fens er immers in de brede kloof tussen academische literatuurwetenschap en praktische interpretatie enigszins te overbruggen.
De vijftien in Voetstukken (1990) verzamelde essays behoren stuk voor stuk tot het betere werk van Fens en illustreren perfect de typische kwaliteiten en gebreken van Fens' beschouwingen. Om een superieure analyse af te leveren. werkt Fens zich op indrukwekkende wijze in de tekst in. Terwijl de criticus met zijn eigen woorden probeert door te geven wat de schrijver hem aangereikt heeft, blijft hij onvermoeibaar alles in vraag stellen. Zo schrijft Fens essays in de etymologisch letterlijke betekenis van het woord: omdat in de uitgewerkte formulering altijd opnieuw het onvoltooide van de beschouwing blijkt, is elk essay niets meer dan een (voorlopige) poging tot begrip. Dat Fens bij zijn analyses zijn persoonlijkheid en zijn poëtica wegcijfert en formuleert zonder stilistisch raffinement, maakt zijn stukken soms wat saai. En als hij zich richting spirituele sferen beweegt, blader je best snel even verder. Maar meestal raken die stilistische vlakheid en dat tijdloos katholicisme volstrekt niet aan de overweldigende aandrang tot (her)lezen die van Fens' essays uitgaat. Zo plukt u na de lectuur van Voetstukken ongetwijfeld het oeuvre van Nescio, Carmiggelt en T.S. Eliot (opnieuw) van de boekenplanken. (Bart Vanegeren)
Kees Fens, Voetstukken, een keuze uit de essays 1964-1982, Querido, Amsterdam, 1991, 191 p., fl. 37,90; 759 fr.
| |
Zeuropa
Het laatste mogelijke verweer tegen de verdrinkingsdood in de kolkende stroom publikaties omtrent Europa en | of 1992 is zo langzamerhand de apathische verzuchting ‘Ach Europa’ geworden. Deze meewarige kreet werd in 1987 door Hans Magnus Enzensberger gelanceerd bij het portretteren van zeven min of meer perifere delen van Europa. In ‘Raster’ 52 worden vijf van die schetsen (van Noorwegen, Zweden, Hongarije, Italië en Portugal) door auteurs uit de betrokken landen becommentarieerd. Daarnaast blijkt de nakende verdwijning van de zogenaamde binnengrenzen Danilo KiKiś, Peter Sloterdijk er George Steiner tot haast grenzeloze beschouwingen te inspireren. Letterlijk grensverleggend is de door het ‘Raster’-nummer heen gevlochten hommage aan Hans Faverey, van wie een aantal gedichten in Franse, Engelse, Russische, Spaanse en ltaliaanse vertaling gepubliceerd wordt. Naast deze teksten wordt telkens het Nederlandstalige origineel afgedrukt, wat eens te meer bewijst dat de enige goede editie van poëzie in vertaling een tweetalige editie is. (Bart Vanegeren)
Hoezo Europa, Raster 52, De Bezige Bij, Amsterdam, 1991, 149 p., fl 24,90. 490 fr.
|
|