Liedjes
Weet je nog wel oudje?
Lennaert Nijgh [foto: Chris van Houts]
Dick Welsink
De laatste jaren werd de boekenmarkt overspoeld door liedjesbundels: Hollandse en Vlaamse liedjes, vertaalde liedjes, meezingers, chansons, smartlappen, cabaretliedjes, alles wat de afgelopen eeuw op muziek gezet was, vond een plaatsje in een of ander boek. Die verzamel- en bloemleeswoede heeft uiteraard niet altijd tot gelukkige resultaten geleid. Maar dat er weer twee soortgelijke uitgaven op de markt zijn gebracht, betekent dat het koperspubliek er geen genoeg van kan krijgen. Wat mij betreft mag er spoedig een einde komen aan deze bandjir.
‘LENNAERT NIJGH | VAN wie ik nog een tientje krijg’ schreef en zong Boudewijn de Groot in het tweede couplet van het liedje ‘Picknick’ uit 1967. Samen hebben die twee Haarlemse schoolgenoten het levensgevoel van de jaren zestig perfect vertolkt in hun liedjes. Veel van de bekende teksten uit die roerige tijd zijn in Tekst en uitleg opgenomen, al mis ik ‘Vrijgezel’. Maar ook later werk, van onder anderen Ramses Shaffy (‘Pastorale’), Rob de Nijs (‘Malle Babbe’, ‘Jan Klaassen de Trompetter’) en Astrid Nijgh (‘Ik doe wat ik doe’, ‘Tegen beter weten in’) heeft een plaats gekregen. De volgorde is min of meer chronologisch, de liedjes werden gegroepeerd in perioden die elkaar soms geheel of gedeeltelijk overlappen. In de inleidende bespiegelingen gaat Nijgh in op de (vaak persoonlijke) achtergronden van het ontstaan van de liedjes, wat veel verduidelijkt. Niet al het werk heeft de tand des tijds ongeschonden doorstaan, maar het beste deel ervan (en daar reken ik het meer recente werk zeker niet bij) zal nog heel lang meekunnen.
De verzamelbundel Omdat ik zoveel van je hou (die binnen de maand herdrukt werd) met Nederlandse chansons en cabaretliederen uit de periode 1895-1958 verschijnt nu pas, na Ik zou je het liefste in een doosje willen doen, de bloemlezing die het tijdvak 1958-1988 bestreek. Het is alsof het Oude Testament het licht ziet na het Nieuwe. Hoewel de teksten dus allemaal veel ouder zijn, is de herkenbaarheid groot en het percentage onverbiddelijke meezingers hoog. Hoogtepunten uit de bundels van J.H. Speenhoff (1869-1945), enkele fraaie teksten (maar geen ‘Meisjes’) van Jean-Louis Pisuisse (1880-1927), prachtige liederen van Dirk Witte (1885-1932), populaire liedjes uit het repertoire van Louis Davids, vaak geschreven door de in de oorlog zo jammerlijk ontspoorde Jacques van Tol (1897-1969 (maar ik mis ‘De voetbalmatch’ en ‘Naar de bollen’), onvervalste smartlappen van Willy Derby (1886-1944) en Kees Pruis (1889-1957), befaamde radioliederen van Jan de Cler en Jules de Corte, juweeltjes van Annie M.G. Schmidt, vroeg werk van Drs. P, je kan het zo gek niet bedenken of het staat erin. Samensteller Jacques Klöters, oud-medewerker van het Nederlands Theater Instituut in Amsterdam, verantwoordt in de inleiding onder meer zijn keuze en rubricering. Beknopte biografieën van de tekstschrijvers, een lijst van bronnen en auteurs en een titelregister maken het fraaie en handzame boek af. Hopelijk is de markt hiermee eindelijk verzadigd.
Jacques Klöters (red.), Omdat ik zoveel van je hou: Nederlandse chansons en cabaretliederen 1895-1958, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1991, 344 p., fl. 39,90, 798 fr. |
|
Lennaert Nijgh, Tekst en uitleg: liedteksten 1964-1990, Conserve, Schoorl, 1991, 256 p., fl. 34,90; 698 fr. |