Retro
Josep-Sebastia Pons
Dichten voor Hélène
Jan Deloof
Literair toerisme kan tegenvallen. Je zit thuis zo intens en geboeid poëzie te lezen dat je het land van de dichter wil bezoeken, maar ter plekke kan je alleen maar vaststellen dat niets nog aan de maker van die boeiende poëzie herinnert. Ik heb het voorgehad met Josep-Sebastià Pons, een Franse Catalaan (1886-1962).
Als er in Roussillon al een afgelegen straat naar hem werd genoemd, heb ik die in elk geval niet gevonden ...
PONS HEEFT TIJDENS ZIJN leven niet veel lawaai gemaakt en was bij zijn dood geen wereldberoemd figuur. In Een Catalaans bericht (1968), de toch zeer uitgebreide bloemlezing van Bob De Nijs, kreeg hij niet meer dan een paar regels en een enkel gedicht. Pons was geen geweldenaar van het slag van Hemingway en geen raadselachtig man als Kafka. Hij was evenmin een martelaarsfiguur als García Lorca, geen prolifiek auteur als Graham Greene en geen agitator als Breytenbach. Hij had niets van een apostel in de trant van Tolstoï of Sartre, combineerde humor niet met avontuur als Mark Twain en was zelfs niet eens een ‘would be’-hoogvlieger als Bilderdijk, door zijn tijdgenoten over het paard getild, een paar generaties later bespot en nu compleet onleesbaar.
Pons had bijlange niet de weerklank van een Mistral, die eveneens schreef in een doodgezwegen taal. Mistral is het boegbeeld van de Provençaalse (Occitaanse) renaissance geworden, Pons bleef een randfiguur in de Catalaanse literatuur, in dubbel opzicht dan nog: Roussillon is het uiterste zuiden van Frankrijk, maar ook het uiterste noorden van de Catalaanstalige streken. Tot overmaat van ramp snijden de Pyreneeën Roussillon af van de rest van het Catalaanse taalgebied.
Bergen kunnen hoog zijn, dat bleek eens te meer op 17 december 1967. Pons was toen vijf jaar gestorven en een toneelgroep van Perpignan ging om dat feit te herdenken twee korte stukken van de dichter opvoeren in een schouwburg te Barcelona. De hele herdenking was zo slecht georganiseerd en kreeg zo weinig ruchtbaarheid dat er in de zaal niet meer dan vijftig toeschouwers aanwezig waren, en daar waren dan nog minstens dertig mensen bij die met het gezelschap uit Roussillon meegekomen waren. Halverwege het eerste stuk vielen de lampen op het podium uit en het spel werd verder opgevoerd met het licht van de zaal zelf. Het tweede stuk kon wegens de ‘onherstelbare breuk’ helemaal niet meer worden gespeeld en de twintig uit Barcelona werden naar huis gestuurd ... Zelfs de Nederlanders hebben hun irredente Vlamingen nooit zo achteloos behandeld.
Maar in de grond heeft Pons nooit voor Barcelona geschreven. Evenmin voor Frankrijk trouwens, noch voor Spanje. Ik geloof zelfs dat hij niet eens voor Roussillon schreef of voor Ille-sur-Têt, zijn geboortestad. Want hoe ouderwets het ook moge klinken, Pons schreef uitsluitend voor zijn vrouw, voor zijn wettige echtgenote, voor Hélène Soler. Pons is bij uitstek de dichter van de echtelijke liefde geweest, dat is het expliciete besluit van een studie van Yves Rouquette: ‘Ainsi Pons, jusque dans ses derniers écrits, apparaït-il, tel qu'il le fut continument, comme le poète de l'amour, de l'amour conjugal, l'unique poète, sans doute, de cet unique amour’ (Poètes d'aujourd 'hui nr. 97, Ed. Seghers, Parijs). Je zou voor minder onbekend blijven.
De genoemde studie van Yves Rouquette is geschreven met een eerbied die aan verering grenst. Wat ze daardoor aan koele objectiviteit verliest, wint ze beslist aan elan en warmte, zodat Pons op de lezer afkomt als een man van vlees en bloed, uiterlijk in niets van zijn mede-Catalanen te onderscheiden: onvermoeibaar wandelaar over verlaten, door de zon verschroeide bergpaden en even onvermoeibaar sardanadanser bij de volksfeesten.
Want op zijn manier is Josep-Sebastià Pons aan de kant van het volk gaan staan: hij was van huis uit een Frans bourgeois, werd later Frans hoogleraar, maar voor zijn lyriek heeft hij het Catalaans gekozen - ongetwijfeld uit innerlijke drang, maar ook onder invloed van Hélène, het eenvoudige volksmeisje dat thuis wegliep om met de rijkemanszoon te kunnen trouwen. Wat als een slecht feuilleton begon, mondde uit in een levenslang liefdesverhaal, in volledige harmonie met de Catalaanse omgeving waarin het zich afspeelde. Levenslang en langer, want na de dood van Hélène in 1933 kwam het niet tot een breuk tussen dichter en omgeving. Yves Rouquette: ‘Il fallait pour Pons comme pour tant d'autres écrivains d'Oc se faire enseignant de sa langue. Et je ne connais pas de spectacle plus simplement beau que ce poète de 65 ans quittant sa maison du Boulès (een gehucht bij Ille-sur-Têt) pour aller à l'école communale de son village, apprendre à de jeunes enfants l'orthographe de leur langue, l'air juste de leurs chants, les poèmes de leurs poètes. Pons, lui, disait que rien ne lui était plus doux.’
Er kwam geen breuk met de omgeving, maar wel een persoonlijke crisis die