't Laatste
Aan den onbekenden lezer (fragment)
Hoe zoet is 't om te peinzen dat,
terwijl ik rust misschien,
een ander, ver van hier, mij on-
u lezen kan, mijn dichten, mijn
geliefde, en niet en weet
van al de droeve falen van
Gezelle wordt door Couttenier de vader van de modernen genoemd. In het zojuist geciteerde gedicht toont de dichter zich als symbolist avant la lettre, waar hij zich bewust is van het feit dat het gedicht los van zijn maker staat; meer nog in het gedicht waarmee Gezelle zijn bundel Gedichten, gezangen en gebeden in 1862 opent: ‘Weg met u, penne, over 't gladde papier, / uwe eigene bane en uw land is 't!’.
Van de Woestijne is als Gezelle een woordkunstenaar, maar staat in zijn decadentisme en ‘ennui’ wel ver van de vrome en vitale priester af! Hoe vermoeid en oud is hij al op 23-jarige leeftijd, als hij schrijft:
October draagt in vreê wie sober heeft genoten
de zomer-vruchte', in lusteloze rustigheid.
Maar ik, wiens dagen als een vlucht
die de een'ge Zomer zijt,
mij heeft de rille Herfst
zijn wrangsten wijn gegoten.
Zult ge thans keren?... Mijn bezweren is te moe
dat het de laatste reize om uwe liefde doe.
- Misschien, misschien?... Ik voel in mij
dat beiden wij misschien, gesluiërd, de ogen toe,
denzelfden schampren wijn
terzelfder schale drinken.
Anne Marie Musschoot belicht in haar inleiding en bloemlezing vooral het symbolistische karakter van deze zwaarmoedige dichter, al wijst ze nadrukkelijk op zijn impressionistisch en soms humoristisch proza. Op mij maakt de dichter vooral een ‘erfzondige’ indruk: de sensuele, erotische mens die, zeer katholiek, worstelt met de tegenstelling tussen stof en geest. De Baudelairiaanse, heidense, jacht op artificiële paradijzen vinden we bij de Latemse dichter niet. De invloed van het neo-classicistische werk van Jean de Moréas, aan wie hij verschillende in-memoriam-gedichten wijdde, en de strenge versvorm van de Renaissance-dichters lijkt mij groter dan het principieel vrije vers van de symbolisten.
Anne Marie Musschoot heeft een representatieve keuze gemaakt uit de lyriek en de epische poëzie. In verband met de veronderstelde herkenning van de ‘poëtische ontroeringen’ door een nieuwe dichtersgeneratie, werd Het vader-huis bijna volledig opgenomen. Van de tien lange verhalende gedichten uit de drie bundels interludiën, nam zij één fragment uit ‘De stieren-dief’ op, bijna een derde uit ‘Penthesileia’ en, zeer terecht, de gehele ‘De terug-tocht’ de klaagzang van Orpheus om de verloren liefde. Hoe goed herinnerde ik mij, en herkende ik bij de herlezing, de klank en het ritme van deze sensuele dichter:
... o Gij, die eens dit woord vernomen hebt;
die dit mocht horen, en in 't binnenst hoort
als een gehamer weêrklank van mijn woord,
gedenk de broosheid van het aards geluk;
Paul van Ostaijen, Witte hoeven achter de zoom, samengesteld en ingeleid door Marc Reynebeau, Poëziecentrum, Gent, 1989, 251 p., fl. 34,50; 595 fr. |
|
Guido Gezelle, Mijn dichten, mijn geliefde, samengesteld en ingeleid door Piet Couttenier, Poëziecentrum, Gent, 1989, 299 p., fl. 34,50; 595 fr. |
|
Karel van de Woestijne, Aan de hoogste kim, samengesteld en ingeleid door Anne Marie Musschoot, Poëziecentrum, Gent, 1989, 250 p., fl. 34,50; 595 fr. |
|
|