Kinderpoezie
Taartjes van glas het stukje zwijgen tussen twee zinnen
Jan van Coillie
Voor wie vertrouwd is met het werk van Gil vander Heyden, komt Taartjes van glas, haar eerste dichtbundel, niet echt als een verrassing. In haar recente jeugdromans, het meest opvallend in Appels bakken bijvoorbeeld (1987) en Lekker veel mensen (1988) is een toenemende taalver sobering merkbaar. Het laatste boek bestaat uit losse, ‘broze’ tekstjes over gewone mensen, voorvalletjes en gevoelens die echter door een treffende verwoording en fijne humor het gewone overstijgen. In haar gedichten puurt ze figuren en emoties nog verder uit in een minimum van woorden.
De meeste verzen gaan overigens over gevoelens die voor tieners bijzonder herkenbaar zijn. 16 van de 33 gedichten hebben direct of indirect met verliefdheid te maken, waarbij vooral het verlangen beklemtoond wordt, het verlangen dat de jongen je zou opmerken maar ook naar warmte en tastbare aanwezigheid. Het valt op dat dit gevoel zelden als een rechtstreekse liefdesverklaring verwoord wordt. In ‘Aardig’ stelt de ik trouwens zelf: ‘Ik vind je aardig / Ik vind je lief. // Maar dat soort mededelingen / doe ik maar / met mondjesmaat. ‘ Ook het broze, het vluchtige van de verliefdheid is in verschillende gedichten voelbaar. Dit gevoel van kwetsbaarheid, van breekbaarheid - dat ook uit de titel spreekt - loopt overigens als een rode draad door de hele bundel. Relaties, vriendschap, genegenheid, warmte, een vertrouwde omgeving, het leven zelf, ze kunnen allen aftakelen, breken en verdwijnen. Toch is de teneur van de bundel geenszins somber. Je voelt dat ver liefd-zijn heerlijk is, het alleen-zijn wordt bewust gezocht. Tante Constance, die zo oud en broos is, is ook ‘ongenaakbaar lief’, oma, die ‘geen tranen meer (heeft) / en nog maar weinig woorden’, wijst ‘naar buiten, waar de middag heel licht is en warm’, en tenslotte kan de ik nog altijd ‘thuiskomen. / licht op de gang’. Enkele versjes bevatten zelfs komische elementen zoals ‘Briefje’: de ik gooit in de klas een briefje naar zijn liefje met de gevleugelde woorden: ‘Schat, loop je nu met mij?’ Karin vangt het op en knikt, ‘Karin verdomme. / Briefje was voor Els bestemd.’
De gevoelens in deze bundel zijn niet alleen heel kwetsbaar en breekbaar, ze worden ook zo verwoord. Gil vander Heyden dicht zoals de ik in ‘Nieuwe buren’:
een gedicht als een bolletje poes
Als een holletje van twee handen.
en door een kier te fluisteren:
Niemand kan me iets doen.’
Elke emotie roept ze voorzichtig op, tast ze behoedzaam af of observeert ze messcherp. Steeds roept ze meer op dan wat er staat. Je voelt meestal iets achter de woor-