Poëziekrant. Jaargang 14
(1990)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Buitenland
Madrid, 1936 Rafael Alberti tijdens de Spaanse Burgeroorlog
| |
Het dichtersleven van Rafael Alberti
| |
[pagina 8]
| |
Madrid 1936. Bergamin, Alberti, Neruda, Cernuda, Altolaguirre
eind gebleven. De bundel Capital de la Gloria (1936-1938) bevat gedichten geschreven tijdens de burgeroorlog, verzetspoëzie eigenlijk, waarvan de beste gedichten de strijdbaarheid verzoenen met het diepmenselijk verwerken van zoveel ellende. In 1940 belandt Alberti in Argentinië, waar hij volop deelneemt aan het culturele leven. De originaliteit van Spillebeen berust hierin dat hij meer plaats inruimt voor de dichter in ballingschap dan voor de Alberti van vóór 1939. Als men de omvang en de kwaliteit van Alberti's werk in ballingschap in overweging neemt, is dat een te verantwoorden stelling, maar ze is niet gebruikelijk. Uit de bundel Signos del Día (1945-1955) heeft de vertaler vooral gedichten opgenomen waar de metafoor van Spanje als stier centraal staat: breedademende poëzie die niet alleen wil overtuigen maar ook ontroeren. De Baladas y Canciones del Paranà (1953-1954) sluiten qua stijl en ritmiek meest aan bij het vroege werk van de dichter, maar in mineur. In Retornos de lo vivo lejano (1948-1956) is het gemis minder omfloerst en de retoriek explicieter. Ook uit Desprecio y Maravilla (1970) heeft Spillebeen gedichten opgenomen: een keuze uit de ‘Liederen van de hoge vallei van de Aniene’ in de buurt van Rome, waar de dichter toen verbleef. Hier wordt het Italiaanse landschap als het ware boven het Andalusische geprojecteerd, en schildert de dichter met woorden, zoals hij deed in zijn jeugd. Omwille van de terugkerende beelden en ritmen vormt de latere poëzie een soort contrapunt tegenover de eerste werken, die de lezer van deze bundel in zijn geheugen meeneemt. Zo kan men de verschillende etappes in dit werk beter tegenover elkaar afwegen. De dichter Spillebeen dient de dichter Alberti uitstekend in deze vertaling. Wie Spaans leest zal bovendien geboeid heen en weer varen tussen de Nederlandse en de Spaanse tekst en de eigen interpretatie tegenover die van de vertaler afzetten. Een boeiende reis. | |
De slaapwandelende engelen
I
Denk aan dat uur:
toen de onzichtbare ogen
van de alkoven
tegen een koning in duisternis
rebelleerden.
Jullie weten het, jullie weten het.
Laat me met rust!
Als sneeuwspleten langs mij opengaan,
graven van onbeweeglijk gemaakte
wateren,
nevelvlekken van geoxydeerde dromen,
draai dan voor altijd
de sleutel van jullie oogleden om.
Wat willen jullie nog meer?
Grote, onzichtbare ogen gaan
tot de aanval over.
Witgloeiende stekels dringen
de wanden binnen.
Dode pupillen rollen,
lakens.
Een koning is een egel van wimpers.
II
Ook nog,
ook nog de onzichtbare ogen
van de alkoven,
tegen een koning in duisternis.
Jullie weten wel dat mijn mond
een put vol namen is,
vol nummers en dode letters.
Dat de echo's zich vervelen
zonder mijn woorden
en datgene wat ik nooit zei
de wind misprijst en haat.
Jullie mogen niets horen.
Laat me met rust!
Maar de oren worden groter
tegen de borst aan.
Van gips, koud,
dalen ze af naar de keel,
naar de trage kelders van het bloed,
naar de buizen van de beenderen.
Een koning is een egel zonder geheim.
|
|