Het debuut van Erwin D.A. Penning
of: hoe schizofreen is mijn zelfportret?
Erwin Penning (foto Alain Destoop)
‘Zie,’ zei mijn vader die in ‘Don Quichote’ las,
Toen hij mij wees op een gravure van Doré,
‘Zie, dat ben ik, mijn zoon: een eendere paljas
Die windmolens bevecht; tevree en niet tevree
Met heel dit luttel lot dat mij gegeven was.
Maar wie ten strijde trekt, deelt in de klappen mee
En zo helaas ook ik, ofschoon ik nooit genas,
Genezen zal of wil van Droom noch van Idee.’
Ietwat verwonderd over zoveel diep-vetscholens
Dat vader mij nu plots en kalm te kennen gaf,
Ben ik toen, denkende, in onze tuin gegaan.
Daar bleef ik even in 't nog verse voetspoor staan
Door hem gemaakt die dag. En ik weet van dan af
Dat ik zal vechten, zoals hij: tegen de molens.
(10)
Deze openhartige ‘bekentenis eener jongeling’ pikten wij uit Schizofreen, de debuutbundel van Erwin D.A. Penning (1954). Deze dichter-jurist is ook aktief als voordrachtkunstenaar, akteur, tekenaar en dramaturg. Hij verzorgt tevens het redaktiesekretariaat van FILTER. Reeds in de eerste afdeling Twaalf autodeskriptieve teksten wordt de dichter ten voeten uit getekend; een door zelfkwelling geteisterde Don Quichote, een idealist met grote I, die heen en weer geslingerd wordt tussen Droom-Idee en Bikkelharde Werkelijkheid, die twijfelt en worstelt met het Grote Onbehagen dat in alle tijden dichters en denkers bezielde.
De afdeling Onderweg bevat twee cykli reisgedichten over Bretagne en Griekenland. Dwalend door Mykene, Korinthe, Delphi en Olympia mijmert de dichter over eeuwigheid en vergankelijkheid, over ‘'t eeuwig mensenspel van haat en wraak’, (30) over het evenwicht van de klassieken en de verscheurdheid van de moderne mens. Na de korte afdeling Snapshots volgt Portretten, een evokatie van vrijgevochten of getormenteerde (en ambivalente) geesten als Mahler, Van Gogh, Chaplin, Shakespeare en Elsschot. Erwin D.A. Penning giet zijn bespiegelingen in een strakke, traditionalistische versvorm, hanteert omarmende, gekruiste, gepaarde en gebroken rijmen, staat bij wijlen niet afkerig tegenover de sonnetvorm. Hij struktureert helder, bouwt een logische gedachtengang op, last, waar het hem opportuun lijkt, een stijlvol enjambement in en smukt zijn zakelijk beschouwende gedichten op met aangedikte of uit de toon vallende uitdrukkingen (gedichten zoals mijn poësisleraar ze indertijd ongetwijfeld graag zou gelezen hebben).
Bovengenoemde stijlingrediënten zouden, samen met de weinig gestoffeerde thematiek, parels van puberteitslyriek opgeleverd hebben, ware er niet in vele verzen de superieure, relativerende toon:
Zoals een bloem vaak op een mestvaalt bloeit,
Zo ook kiemt in mijn brein soms een gedicht.
Mijn arme geest, verziekt en gans ontwricht,
Gepollueerd, bezwadderd en verknoeid
Schept soms iets schoons als hij met woorden stoeit...
(16)
Wat Erwin D.A. Penning ‘het serum ironie’ (15) noemt is nuchterheid, sarkasme, zelfspot; in de steeds veranderende toonaard, in de gezwollen rethoriek, in de woordspelletjes, in het krampachtige ‘maak-werk’ van sommige versregels. Als een nieuwe Elsschot gaat de dichter ‘schamp'ren om niet te moeten huilen’ (58). Het legt in deze andere ál te doorzichtige poëzie nieuwe aksenten, het maakt de onderliggende gevoelswereld ongrijpbaar, ambigu. De schijnbaar zomaar te grabbel gegooide emoties worden (vaak) handig gemanipuleerd en verhuld. De dichter bouwt bloedernstig aan een ivoren toren hoog in de wolken en breekt hem een vers later grinnikend weer af d.m.v. ingebouwde verrassingen; een ontnuchtering, een antiklimaks, een cynische grijns: ook een renaissancekunstenaar heeft darmen in zijn lijf! Niettemin speelt Erwin D.A. Penning een gevaarlijk spelletje op de rand van het melodramatische en de banaliteit. Ook zijn overstatende stijl waarborgt niet altijd een geslaagd gedicht. Nochtans menen wij dat juist in deze grenssituatie zijn sterkste troeven liggen. Waar zijn teksten de schamperheid moeten missen, blijken zij weinig meer te zijn dan kundig maar koud maak-werk.
Frans Deschoemaeker
Erwin D.A. Penning, ‘Schizofreen’, Yang Poëzie Reeks, Gent 1977, 58 pag., verkrijgbaar bij de auteur, Brusselsesteenweg 575, B-9219 Gentbrugge, mits storting van 135 fr/fl. 10 op rekening nr. 290-0151862-78.