Wat Jan steeds bij mekaar weet te kallen.
Wat Jan steeds bij mekaar weet te kallen
in kwatrijnen en slome terzinen,
doen wij voor Sinterklaas met z'n allen;
de chocolaad gaat rond in terrinen.
Wij lezen er vóór vrolijke rijmen
en lachen hard om tante Manina
die gister nog pakjes zat te lijmen,
nu geopend door nichtje Carina.
Vooral de versjes met ja! politiek
slaan in als een bom bij de warme drank;
iedere dichter heeft dankbaar publiek.
Soms is er ook wel een lollige broek
die de woorden kruidt met stinkbommenstank.
Maar wij doen de verzen nooit in een boek!
(Jan Kal, ‘Praktijk hervat’, Arbeiderspers, A'dam 1978, 120 pag., fl.18,25/307 fr.)