Amperboekie
Veel besproken is de groeiende belangstelling voor de Nederlandse identiteit die zich de afgelopen jaren in ons land manifesteert. De globalisering en het groter wordende Europa worden door deskundigen aangehaald als verklaring voor de toenemende behoefte aan kennis over het Nederlandse verleden. Naar goed Hollands gebruik wordt een dergelijke behoefte direct omgezet in een televisiequiz, met als gevolg dat in een gedenkwaardige uitzending, waarin de KRO even ongewild als prachtig illustreerde hoever de publieke omroep achterloopt wat betreft interactieve media, uiteindelijk twee Duitsers in de top 10 van Grootste Nederlanders belandden. Daarmee werd de strekking van ons volkslied, waarin de Vader des Vaderlands Duits bloed en een Spaanse koning voor eeuwig aan onze natie verbond, alle eer aangedaan, al was dit nog sterker het geval geweest indien Sinterklaas achter Pim Fortuyn en Willem van Oranje op een verdienstelijke derde plaats was geëindigd. En als iets deze drie Grootste Nederlanders bindt dan is het de liefde voor de Nederlandse letteren. Sinterklaas als buitensporig productief maar niet overal even gewaardeerd dichter, Willem van Oranje als een politicus die al in zijn tijd de macht van het geschreven woord verstond en Fortuyn als één van zijn belangrijkste leerlingen op dit gebied, en bovendien als abonnee op dit magazine.
Gezien deze groeiende belangstelling voor wat Nederlanders bindt is het vreemd dat minister Verdonk op een enorme weerstand is gestuit wat betreft haar inburgeringsplannen. Verdonk had de ambitie om alle allochtonen in Nederland een cursus te laten doen om hun taalachterstand in te lopen. Dat was volgens de Adviescommissie Vreemdelingenzaken echter discriminerend. Nu had dertig jaar op vrijwillige basis leren van de taal niet echt tot een stormloop van de nieuwe Nederlanders - zoals ik ze nu geneigd ben te noemen, nadat de begrippen gastarbeiders, medelanders, allochtonen en migranten uit de gratie raken, en we binnenkort zullen spreken van polder-komers, of uitblijvers, bijbeners, verdonkeremaners, inloopgasten - op de boekhandel geleid, om kennis te nemen van Sinterklaas, Willem van Oranje en Pim Fortuyn, of schrijvers als Abdelkader Benali, Khalid Boudou of Said El Haji, terwijl daar toch alle reden toe is. Amperboekie zouden de Zuid-Afrikanen deze ongeletterdheid noemen.
Niet dat het Verdonk hier om te doen is. Haar gaat het om de taal als economisch instrument, niet om dat prachtige literaire landschap dat achter de berg van volledige werkgelegenheid schuilgaat. En daar ligt toch een kans voor de staatssecretaris voor Cultuur, Medy van der Laan, of moet ik zeggen voor haar souffleurs Boris, Maxime en Jozias, want kwaliteitstelevisie hef je op met amateurtoneel, alsof die vijftien commerciële Nederlandstalige zenders daar nog niet genoeg van tonen, om de Nederlandse letteren eindelijk de plaats te geven die het verdient, namelijk in het centrum van onze samenleving. Het meest cruciale wat ons met onze voorouders en elkaar bindt is die prachtige poldertaal en de werken die er in zijn geschreven. Weg met dat eindeloze relativeren 's zomers in een buitenland dat het Nederlands een ingewikkelde taal is, het Frans en Engels veel logischer en het Italiaans veel mooier. Het Nederlands bezit een ongekende schoonheid, met als summum zijn poëzie, en is superieur aan alle wereldtalen, zoals de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ook ooit superieur als wereldmacht was, wat onze voorouders toch maar mooi voor elkaar hadden, waarbij we ze wel moeten verwijten dat ze niet alle wingebieden het Nederlands met harde hand hebben opgelegd, waardoor het nu de grootste wereldtaal zou zijn en onze dichters het oor en de oplagen zouden krijgen die ze verdienen, en Verdonk niet 400 jaar na dato onder een minder gunstig gesternte deze exercitie zou behoeven over te doen, omdat ze dan zelfs in Marokko, Turkije, Kaapverdië en de Antillen het Nederlands zouden beheersen.
Mijn droom is dat er maandelijks een documentaire op televisie wordt uitgezonden over een Nederlandstalige auteur. Je verbaast je er over hoe ontzettend slecht ons literaire erfgoed in dit opzicht is gedocumenteerd. Auteurs zijn in Nederland te gast bij Barend en Van Dorp, waar ze geacht worden grappig te zijn, of een actualiteitenrubriek maakt een reportage over Karel Glastra van Loon, niet omdat hij een fenomenaal boek heeft geschreven, maar omdat hij kanker heeft en dood dreigt te gaan. Voor televisiemakers is de auteur slechts een curiositeit, waar altijd iets anders interessant is dan het oeuvre van de auteur. Alsof je Balkenende bij Buitenhof uitnodigt en hem geen enkele vraag stelt over een politiek onderwerp.
Een literair televisieprogramma is er niet, en zou meer dan welkom zijn, bij voorkeur op Canvas, zeg maar de Vlaamse NPS, maar dan vier keer goedkoper, want daar hoeven ze niet de gebouwen van de vijftien verschillende omroepverenigingen te verwarmen, maar voor echte diepgang zijn goede documentaires onontbeerlijk. Dieptepunt van de afgelopen jaren is hoe er met Gerard Reve wordt omgegaan. Altijd weer put NOVA uit een gesprek van tien minuten dat Maartje van Weegen - u weet die van Prins Bernhard en Zorreguieta, waarover ik de Adviescommissie Vreemdelingenzaken nooit over gehoord heb, want zijn slachtoffers waren buitenlanders die in het buitenland werden gediscrimineerd en bovendien werden ze niet verplicht tot het leren van het Nederlands, maar werden ze alleen maar uit een vliegtuig geworpen - ooit met Reve had. Alleen een documentaire over de volksschrijver kan ons verlossen van Maartje van Weegen. En nu ze nog leven: Jan Wolkers, Remco Campert, Jan Cremer, H.H. ter Balkt, Simon Vinkenoog, Armando, Maarten Biesheuvel, Jef Geeraerts, F. Springer, Leo Vroman, Bernlef, K. Schippers, Louis Th. Lehmann en Hugo Claus - daar moet Passionate zich de volgende tien jaar sterk voor maken.
Giel van Strien (1965) is directeur van Passionate. In 1994 richtte hij het gelijknamige literaire tijdschrift op, inmiddels Passionate Magazine. Daarna stond hij aan de basis van o.a. GDMW Festival. Voor de uitbouw van Passionate kreeg hij in 2003 de Laurenspenning, de meest prominente culturele onderscheiding van Rotterdam.