Passionate. Jaargang 12
(2005)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
Er is al het nodige gezegd en geschreven over poetry slam. Verguisd en bejubeld, heeft het inmiddels een vaste plek verworven in het huidige literaire klimaat. Dat poetry slam als fenomeen nu ook serieus wordt genomen door het establishment, blijkt wel uit de lichting dichters die vanuit het slamcircuit hun weg hebben gevonden naar de officiële uitgevers - wat overigens niet betekent dat zij het podium de rug hebben toegekeerd. Twee van hen zijn Peter M. van der Linden en Sander Koolwijk.
Sander Koolwijk won in mei dit jaar de landelijke finale Poetry Slam in Nijmegen, georganiseerd door stichting de Wintertuin. Hij doet ruim anderhalf jaar mee aan slams, en werk van hem verscheen onder meer in bloemlezingen (zoals Alles voor de liefde, De Wadden in gedichten) en een bundel, Bergstraat 55, die verscheen in de bergsportwereld Inmiddels is hij uitverkozen om met drie collega-slammers opgenomen te worden in de herrezen Windroos-reeks bij Uitgeverij Holland, die in september verschijnen. Zijn bundel zal Onder dak gaan heten. Slams zijn voor hem vooral een goede leerschool voor zijn voordracht. ‘Een nadeel van poëzie kan zijn dat een dichter heel gesloten voordraagt. Of wat ik een keer heb meegemaakt, dat een dichter met een stapeltje oude gedichten het podium opkomt, omdat zijn printer stuk was. Zachtjes uitgedrukt: daar hou ik niet zo van. Door de competitie in een slam worden al gauw de goeie eruit gevist. Zo leer je veel over hoe je een sterke voordracht houdt, met voldoende afwisseling, ritme, et cetera.’ Niet dat Koolwijk per se wil winnen, zelfs niet tijdens een landelijke wedstrijd: ‘Ik doe altijd gewoon mijn ding. Natuurlijk is het leuk om in meerdere rondes meer kanten van jezelf te kunnen laten zien, en natuurlijk is het fijn als je wint. Maar je moet slam niet zien als pure wedstrijd. Uiteindelijk gaat het om de poëzie.’ Een slam biedt volgens Koolwijk daarbij extra voordeel. ‘Tijdens een slam kun je experimenteren, bij een gewoon optreden minder. Je kunt dingen voor het eerst uitproberen. Als je iets fantastisch hebt geschreven, probeer het dan maar op het podium. Als het niet aanslaat lig je er direct uit. Of een collega-dichter als Tom Zinger komt na afloop naar je toe en vraagt: dat ene woordje “de” of “een” in die ene zin klonk onnatuurlijk, waarom heb je dat gedaan? Zo word je gedwongen beter te luisteren naar je eigen werk. Gedichten mogen ook best een beetje mooi gebracht worden, een beetje jus hebben. Het hoeft niet allemaal zo kaalgeschoren te zijn.’ | |
Typische slampoëzieSlam als kunstvorm die je kunt verfijnen, het klinkt Peter M. van der Linden als muziek in de oren. Oktober 2005 verschijnt bij Vassallucci zijn debuutbundel Ich bin ein star baby, maar daarin zullen nauwelijks gedichten terug te vinden zijn waarmee hij de afgelopen twee jaar de Nederlandse en Belgische podia bestormde. Podiumgedichten zijn voor hem niet hetzelfde als papieren gedichten: ‘Het podium is de plek waar vorm prevaleert boven inhoud. Als je meedoet aan een slam, moet je weten waar je voor kiest. In het begin dacht ik nog dat ik echte poëzie moest brengen, maar daar ben ik later van afgestapt. Als je bijvoorbeeld kijkt naar De WoordDansers, of ACG Vianen, daar word ik inhoudelijk niet warm of koud van. Ja, ik word er wel warm van, maar op een andere manier.’ Op de vraag of er zoiets bestaat als typische slampoëzie, antwoordt hij dan ook met een stellig ‘Ja!’ En die kan ook prima bestaan naast de papieren poëzie, want ‘op beide fronten heb je totale vrijheid als dichter. Bij sommige dichters gaan vorm en inhoud wel goed samen, maar dat komt maar zelden voor.’ Toen Van der Linden na afloop van de landelijke finale Poetry Slam 2004, door Vassallucci werd benaderd voor een bundel, is hij zich meer op de geschreven poëzie gaan richten. Hij begon met schrijven van nieuw werk en is ook meer poëzie gaan lezen. Zijn doel is om uiteindelijk even sterk te zijn op beide fronten. Ook Van der Linden heeft veel geleerd van slams: ‘Ik heb er een vechtersmentaliteit door gekregen, die ik af en toe nog kan gebruiken als ik merk dat mijn publiek mijn performance niet oppikt. Bovendien: het is de hand die me heeft gevoed. Slam was, net als voor meer dichters, de springplank naar mijn eerste bundel.’ Bij die bundel verschijnt ook een cd, Ein star is born, met daarop muziek (‘van zwaar tot sferisch, géén rock of dance’), voorzien van voordrachten. Het past bij de rock 'n roll attitude van de optredens van Van der Linden, die op deze manier zijn afkomst niet verloochent (voor deze cd werkt hij samen met zijn oude maatjes uit de Dordtse rock'n roll scene). | |
RustpuntOok Koolwijk is muziek niet vreemd. Voordat hij begon met slammen trad hij op met een saxofonist. Een optreden van De WoordDansers inspireerde hem om afzonderlijk te experimenteren, met alleen zijn eigen voordracht als instrument om het publiek te bespelen. Inmiddels heeft hij een eigen vorm daarin gevonden, waarin breekbaarheid en hardheid idealiter hand in hand gaan. ‘Het hoeft niet steeds een vette show te zijn. Zo iemand als Gijs ter Haar, dat is echt een vuurzee op het podium. Veel slammers, vooral de Engelstalige die ik gezien heb, zijn net mitrailleurs met woorden. Maar een slam hoeft niet altijd overweldigend te zijn. Juist een rustpunt kan extra mooi zijn. Ik zoek de combinatie tussen hardheid en ontroering. Harmens meets Kopland slash Kouwenaar, zoiets. Ik snap Peter wel met zijn onderscheid, maar ik zie het niet zo zwartwit.’ Ook ziet Koolwijk hierin een duidelijk verschil tussen de Nederlandse en de Angelsaksische slamcultuur. ‘Ik was op het World Slampionship dit jaar op Poetry International. Wat Sven Ariaans (Nederlands kampioen poetry slam 2004-2005, MD) daar liet zien, wist mij zeker te raken. Maar de stoere overdonderende mc's, van wie ik me afvraag of hun werk ook op papier overeind blijft, gingen er met de prijzen vandoor. Het heeft te maken met de mc-cultuur en met de taal. Engels leent zich erg goed om dingen heel snel en hard te zeggen, dus kun je overtuigender op een podium staan. Veel van de Engelstalige slam is bovendien erg op klank gericht, en dus extra geschikt voor het podium.’ In Nederland heeft de slam wel de brug tussen podium en papier weten te slechten. Volgens Koolwijk zegt het genoeg dat er een scene is ontstaan van slamdichters die nu allemaal debuteren: Lucas Laherto Hirsch, Robin Block, Tom Zinger, Pom Wolff, Alexis de Roode, et cetera. | |
Nieuwe talentenDe vraag rijst hoe de toekomst van slam eruitziet. Zowel Koolwijk als Van der Linden | |
[pagina 30]
| |
zien in dat het afhangt van vers bloed. Maar waar Koolwijk een aantal nieuwe talenten op ziet duiken, schat Van der Linden in dat de oude garde ‘nu wel zo'n beetje is uitgeslamd. Er zal naar mijn verwachting een overgangsfase komen van zo'n twee à drie jaar, ongeveer net zo lang als de hausse rond poetry slam heeft geduurd. Dat de Wintertuin met slams gaat stoppen, heeft natuurlijk ook een enorme impact daarop.’ Samen kunnen ze maar een handjevol nieuwe namen noemen: Stijn Vranken uit Antwerpen, Sander Meij, Marlies Somers, Robin Block, en Krijn Peter Hesselink (beide twee recente winnaars van de poëzieslag in het onder slammers inmiddels vermaarde Jordaanse eetcafé Festina Lente). Een veelgehoord commentaar tijdens de laatste landelijke finale was dat de meeste kandidaten al bekend waren bij het publiek. ‘Het hangt echt af van wat de dichters gaan doen, want de evenementen blijven wel,’ aldus Koolwijk. En daarin heeft hij gelijk: op veel plaatsen worden nog steeds nieuwe slams georganiseerd. Of Koolwijk en Van der Linden daar ook te zien zullen zijn, is echter de vraag. Zij gaan straks met hun bundels het land in. Maar zoals dat gaat met dichters op weg naar volwassenheid, kunt u ze eerst nog bewonderen op GDMW Festival, 30 september en 1 oktober in de Rotterdamse Schouwburg.
(MD) |
|