Cavia's
- In verband met een storing aan het informatiesysteem geven de borden in de stationshal en boven de perrons verkeerde vertrektijden weer. Wij adviseren u gebruik te maken van de gele vertrekstaten in het station.-
Ik maak helemaal nergens gebruik van. Niemand vertelt mij waar ik naar toe ga. Stap in de trein naar Den Helder en kom uit in Vlissingen. Koop een kaartje voor de intercity naar Leeuwarden en een uur later lig je gekneveld in de kofferbak van een machinist. Ze nemen een loopje met je.
Bij de kaartjesautomaat koop ik veertien verschillende bestemmingen. Allemaal eerste klas. Omdat je het waard bent. Deel ze maar uit in de hal zeg ik tegen dat kleine jongetje met krullen. Vertel ze maar dat ze weg mogen, dat ik de vrijheid voor ze gekocht heb. Hij moet huilen omdat hij naar zijn oma moet.
Dan gaan de kaartjes in de plastic tas, ik maak een andere keer wel vrienden. Ze weten me toch te vinden, die allerbeste vrienden. Ze weten precies waar ik ben als het uit is en ze moeten huilen. Ze fietsen altijd toevallig door mijn straat als ze geld nodig hebben. Ze komen bij dezelfde slager als ze een oppas zoeken voor hun zieke kinderen. Geesteszieke kinderen met worstenvingers. Wat zeg je dan? Dank u wel meneer de slager, met je vette bolle kop. Het zijn de vrienden die op vakantie gaan als ik mijn tenen gebroken heb en net de was wil ophangen. Het waait zo lekker buiten, dan droogt het lekker snel. Nee hoor, ga gerust. Ik lig hier prima met gebroken poten in een klamme wasmand.
Nog een automaat, voor persoonlijke foto's. Een pashokje voor pasfoto's. Draai het krukje maar wat hoger dan ben je goed in beeld. Wat een prachtige ogen, wat een stralend gezicht. Jij moet wel heel gelukkig zijn. Ja, jij daar vlak onder het streepje. Druk maar af, laat maar drogen. Knip de kopjes voorzichtig los, het is maar een nagelschaartje. Nog een keer. Goh, wat zie je er slecht uit, ja jij, onder dat streepje. Voor alle achtentwintig lentes de groene knop zacht ingedrukt. Vier hoofden op papier. Honderdtwaalf keer ik, ik, ik, in mijn plastic tas.
Muizen scharrelen over de bielzen. Ze wonen tussen de rails. Een broodje ei gooi ik in stukjes op het spoor. De muizen schieten weg en komen dan voorzichtig tevoorschijn om het brood te grijpen. Het zijn er vier. Uit de glanzende vacht achter hun kopjes groeien plots lange witte halzen. Daaruit een snavel die stukjes brood uit het water vist. Ik sta met mijn vader aan de kade en voer de zwanen. Hij vloekt op de regen, ik mompel de namen van de containerschepen die op weg zijn naar open zee. Mijn vader tilt mij op en doet alsof hij me in het water gooit. Ik huil een beetje omdat ik niet begrijp dat hij een grapje maakt. Ik doe alsof ik mezelf in het water gooi. Nu grijpen ze me vast.
- Doet u voorzichtig mevrouw; er komt een trein aan. Ik zie het wel, ik zie het wel: het staat er op: de Adelaar, een intercitydubbeldekker. Het is een met uitsterven bedreigde treinsoort. Je ziet ze zelden.
Er is niet veel over van het huis dat ik bouwde voor de cavia's. Ik nam vier beestjes over van een klasgenootje toen ik dertien was. Toen bleek dat mijn broertje allergisch was en cavia's bovendien een onverdraaglijke stank produceren, heb ik een caviabuitenhuis gemaakt. Met verwarming, zodat de cavia's het hele jaar in onze tuin konden verblijven. Mijn vader was zo trots op mij. Het huis heeft niet lang dienst gedaan. Ergens in de herfst zijn de bewoners ontsnapt of opgegeten. Ik heb ze in ieder geval nooit meer gezien. Het lege huis bleef in de tuin staan. Het staat er dus nog steeds. Net zoals de kas waar ik courgetteplantjes in kweekte. Ik kreeg prachtige stevige stengels, een forse gele bloem, maar nooit één courgette.
De moeder van twee kinderen was niet verbaasd mij te zien. - Ik wist dat je nog wel eens langs zou komen, zei ze direct.
- Dag moeder, wat ben je oud en gerimpeld geworden, zei ik.
- Die dingen gebeuren, dat hou je niet tegen, mompelde de vrouw die ik in geen jaren gezien had.
- Je vader is voorgoed vertrokken, als je van plan was daar naar te vragen.
- Ah, nou dan heb je daar geen last meer van, zei ik.
- Jawel, alleen maar last, nog steeds. Hij betaalt niet en moet zijn spullen nog halen.
Mijn moeder is een praktische vrouw. Na een zwijgzaam kwartiertje met thee en bokkenpoten, dwaalde ik een beetje door het huis. Ik wist wel dat we niet veel te bespreken zouden hebben. We kennen elkaar eigenlijk niet.
De kamer van de moeder, met wierook en yogamatten. Verlies je maar aan Zen, dacht ik, zoek je geluk maar in het bovenaardse. Lees mijn aura en je weet dat het goed zit. Jammer dat je zelf niet onder de juiste maan geboren bent.
De kamer van het broertje. Allang het huis uit, maar zo te zien nog braaf elk weekend bij zijn mama. Kleren, sleutels, in elkaar gepropte handdoeken, stapels kopieën van iets wat op een HBO studie wees.