Passionate. Jaargang 12
(2005)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
D. Harlan Wilsonintroductie
D. Harlan Wilson (1971, USA) is schrijver en tekenaar en doceert aan diverse universiteiten in Amerika film en literatuur. Hij is verantwoordelijk voor de uitgaves Kafka-breathing sock puppets, The Kafka effekt en Stranger on the loose; uit het laatste boek werd in het juli-aug 2004 nummer van Passionate het titelverhaal geplaatst. Onlangs verscheen Wilsons vierde boek: Pseudo-city (Raw Dog Screaming Press). Onderstaand verhaal, ‘The Rorschach-interpreter’, is hieruit afkomstig. Zijn stijl wordt in zijn thuisland vaak omschreven als irrealisme en vindt enige verwantschap bij Burroughs, Kafka en Schultz. Zelf wil ik graag wijzen op de absurde actie die vaak naar de slapstick neigt, en de haast Beckettiaanse decors waarin veel personages zich begeven. Vol van onlogica, leeg van leven - maar ook bol van surrealistische antisymboliek. Wilson heeft een M.A. (Masters of Arts) in o.a. Science fiction (University of Liverpool), en heeft dit jaar zijn Ph.D. gehaald in de Engelse taal aan de Michigan State University. Wilson werkt op dit moment aan de roman Dr. Identity. Zie ook www.dharlanwilson.com
Yorgos Dalman D. Harlan Wilson
De Rorschach-interpretator had moeite met het vaststellen van de betekenis van een inktvlek die was getatoeëerd op het gezicht van een niemendal. Hij zat daar maar, fronsend, starend naar de inktvlek, een elleboog op zijn knie, en met een vinger woest aan zijn kin krabbend. ‘Lukt het?’ vroeg de niemendal. ‘Weet je, ik heb dat ding helemaal zelf op mijn gezicht getatoeëerd. Het deed niet eens heel erg veel pijn.’ De Rorschach-interpretator smakte uit irritatie met zijn lippen. ‘Het kan me niet bieten of het pijn deed. En het maakt niet uit wie het daar op heeft getatoeëerd. Waar het alleen om gaat is wat ik er van denk. Nou, voor de laatste keer, houd je vette waffel en laat me dit rotding interpreteren.’ De blanco uitdrukking op het gezicht van de niemendal vertrok van pijn. ‘Je bent niet bepaald vriendelijk vandaag,’ mokte hij. ‘Dat is de derde keer dat je me zo afbekt. Ik denk dat ik er maar eens vandoor ga. Ik denk dat ik dat maar eens doe.’ Hij plaatste zijn magere handen op de leuningen van zijn stoel en wipte omhoog. De Rorschach-interpretator hield zijn ogen op het gezicht van de niemendal gericht. Het was een aardig gezicht om te zien, ondanks enkele gruwelijk asymmetrische jukbeenderen en twee penseeldunne wenkbrauwen. De middernachtzwarte tatoeage zelf was als een spetter in het centrum van dit alles, met dunne tentakels die bovenaan tot aan zijn voorhoofd reikten en onderaan tot aan zijn hals liepen. Het leek er wel op alsof iemand van twee meter afstand een bal olie naar zijn neus had geworpen. Wat de betekenis van de inktvlek betrof, was de Rorschach-interpretator volledig het spoor bijster. Hij kon er niets van maken. De situatie was ondraaglijk geworden. De niemendal schoof zichzelf in een lange beige regenjas en plaatste een gleufhoed bovenop zijn kale harses. De Rorschach-interpretator beet op zijn lip. Hij hief zijn hand op en zei: ‘Wacht. Niet gaan. Mijn excuses. Ik heb vandaag gewoon last van een flinke dosis interpretatie-block en dat irriteert mij. Ik wil dat je blijft. Ik moet dit verslaan. Ga zitten.’ ‘Het is te laat voor excuses,’ glimlachte de niemendal. En draaide zich om. En schoot als een dartspijl het vertrek uit. De mond van de Rorschach-interpretator zakte open en bevroor midden in de lucht. Hij kon het niet begrijpen dat de niemendal zomaar bij hem was weggelopen. Niemand was ooit zomaar bij hem weggelopen, hoe zeer hij ook iemand op zijn zenuwen had gewerkt. Hij had zojuist zelfs de moeite genomen om zijn excuses aan te bieden voor zijn opdringerige gedrag, iets wat hij normaal gesproken nooit deed, en toch was deze niemendal er vandoor gegaan. Nou, dat ging | |
[pagina 7]
| |
dus even niet door. Er was een inktvlek daarbuiten, een inktvlek die geen betekenis had, een inktvlek zonder uitleg of interpretatie. Niets had het recht te bestaan zonder dat er een betekenis aan vast geniet zat. En omdat de Rorschach-interpretator, die een graad had gehaald in het Betekenis-Achterhalen aan de beruchte Pseudofolliculitis staatsuniversiteit, de enige was in de wijde omgeving met een certificaat dat garandeerde dat hij de intuïtieve en imaginaire krachten bezat om betekenis te geven aan inktvlekken, had hij geen andere keus dan maar de achtervolging in te zetten op de niemendal. De Rorschach-interpretator wurmde zichzelf in een beige regenjas, zette een gleufhoed op zijn hoofd en snelde uit zijn kantoor en verdween door een draaideur met spiegelglazen naar buiten... Het was lunchtijd en de straten waren dichtbevolkt. Stijve ruggen bewogen heen en weer over de trottoirs en liepen in en uit allerlei broodjeszaken. Iedereen droeg een beige regenjas en een hoed, uiteraard, en sommige voorbijgangers hadden zich een valse rubberen neus aangemeten en soms zelfs ook een borstelige opplaksnor. Was de Rorschach-interpretator niet zo scherpzinnig van geest geweest en had hij geen adelaarsblik gehad, dan zou het moeilijk zijn geweest voor hem om de niemendal te vinden. Maar hij zag hem. De niemendal stond aan de overkant op de hoek van een straat, leunend tegen een lantaarnpaal, en had zijn ogen bedekt met een reusachtige Fisher Price zonnebril. In zijn mond zat een hap van de sandwich die hij voor de rest in zijn hand hield. Hij maalde op het brood met een haast coulante houding, alsof hij niet wilde dat andere mensen zouden denken dat hij of te zeer opgewonden was over de sandwich die hij stond te nassen, of, integendeel, dat hij juist helemaal niet te spreken was over de smaak ervan. De Rorschach-interpretator likte begeerlijk zijn lippen. Hij was weer vergeten te ontbijten deze morgen, en kijken naar de niemendal en hoe die smakelijk zijn lunch stond te bikken was een beetje pijnlijk voor hem - hij moest nu eerst gauw even zelf beslag kunnen leggen op een boterham. Maar als hij een broodjeszaak in zou duiken, liep hij de kans dat de niemendal af zou taaien. Hij moest nu voor zichzelf beslissen wat belangrijker was, betekenis geven aan de tatoeage van een inktvlek, of zijn honger met een lekkere boterham stillen. Ondanks de lokroep van zijn lege maag - en dat was geen lokroep die men te licht moest opvatten - liep de Rorschach-interpretator naar het kruispunt en wachtte tot het licht voor hem op groen zou springen. Er was veel verkeer op het trottoir; er moesten hier wel veertig of vijftig mensen voor hem staan, die allemaal naar de overkant wilden. De meesten frommelden nerveus in de zakken van hun regenjassen, alsof ze ter plekke ondervraagd werden op verdenking van moord... De niemendal stond op het punt het laatste beetje van zijn sandwich te verzwelgen; twee happen nog en het ding was voorgoed verdwenen. De Rorschach-interpretator probeerde de aandacht van de niemendal te trekken door met zijn armen boven zijn hoofd te zwaaien. ‘He, niemendal!’ schreeuwde hij. ‘Hallo! Hiero!’ Maar de niemendal zag of hoorde hem niet. Of hij negeerde hem gewoon. Dat mag dan wel zo zijn, dacht de Rorschach-interpretator, hij zou nu niet zomaar meer wegglippen. En toen sprongen de verkeerslichten op groen. Het gespuis dat op het trottoir had staan wachten gulpte in een grote vloed de straat over. Iemand trapte per ongeluk hard op een paar tenen van de Rorschach-interpretator. Weer iemand anders trapte per ongeluk op een ander stel tenen van hem, harder nog zelfs dan de eerste persoon had gedaan. De Rorschach-interpretator op zijn beurt gooide zijn elleboog in de menigte en raakte iets wat als staal aanvoelde. Hij veerde op en kraamde een hoog gegiechel uit, terwijl zijn telefoonbeentje vibreerde als een wichelroede die water had gevonden. Terwijl zijn achtervolger worstelde om door de massa heen de overkant van de straat te bereiken, bette de niemendal de hoeken van zijn zwarte mond met een duur uitziende zakdoek, keek op zijn horloge, en verdween even daarna coulant in de dichtstbijzijnde drie-stuiver-winkel. Gelukkig zag de Rorschach-interpretator hem nog net naar binnen glippen. En hij zette de achtervolging weer in. Hij liep door de draaideur met spiegelglazen naar binnen, en scande de hele zaak af, waarbij hij zijn hoofd zorgvuldig alle kanten op stak. ‘Kan ik u misschien helpen, mijnheer?’ vroeg een man van de bewakingsdienst. Het was een grote man, hij moest haast wel 1 meter en 98 centimeter zijn, maar toch was zijn brede, krachtig uitziende torso nog disproportioneel groot en fors ten opzichte van de rest van zijn lichaam. Op het eerste gezicht had hij wel wat weg van een cartoonfiguurtje. Zijn staalgrijze koepelvormige hoofddeksel kwam nogal overeen met de helm van een brandweerman, behalve dan dat er in plaats van een lamp nu een videocamera op gemonteerd was. Er bestond bij de Rorschach-interpretator geen twijfel over het feit dat deze videocamera met de nodige bedrading in verbinding stond met de hersenen van deze bewaker, wat van hem hier ter plekke de ultieme waakhond maakte. ‘Waar is die verdomde niemendal!’ blafte de Rorschach-interpretator in het gezicht van de bewaker. Deze schelle exclamatie zorgde ervoor dat de camera een serie van blieps en bieps uitstraalde naar het brein van de menselijke waakhond, die daarop het gezicht van de zojuist binnengekomen agressor onmiddellijk in zijn geheugen opsloeg. ‘Kalmeert u toch wat, mijnheer,’ zei de bewaker. ‘Anders moet ik u uit deze zaak verwijderen. Geen geschreeuw. Geen bewegingen maken. Geen rare gezichten trekken. Geen idioot zijn. Begrepen?’ De Rorschach-interpretator haalde zijn schouders op. ‘Ik denk het wel,’ zei hij met een beleefde glimlach. ‘U denkt het wel?’ ‘Nee, ik weet het zeker. Ik ben er zeker van, denk ik.’ ‘U denkt dat u er zeker van bent?’ ‘Excuseert u mij,’ zei de Rorschach-interpretator toen en liep weer naar buiten. Hij haalde een plastic fietsstuursnorretje uit zijn jaszak en plakte het op zijn bovenlip. En liep vervolgens weer naar binnen. ‘Kan ik u misschien helpen, mijnheer,’ vroeg de man van de bewakingsdienst. Hij wist meteen dat het de Rorschach-interpretator was. Hij wist dat het dezelfde man was die zojuist de drie-stuiver-winkel binnen was gekomen, vervolgens nogal bot was geweest, de zaak weer had verlaten, een vals fietsstuursnorretje had opgeplakt, en die daarop weer teruggekomen was, zich nu voordoend als een compleet andere man. De Rorschach-interpretator wist dat de bewaker dit allemaal wist. | |
[pagina 8]
| |
Maar allebei deden ze alsof dit niet zo was. In deze stad moest elke poging tot poseren, of deze nou geslaagd was of niet, volgens de wet worden gerespecteerd en ondergaan alsof het echt was. Met andere woorden, de bewaker van de drie-stuiver-winkel had geen andere keuze dan te doen alsof hij werkelijk dacht dat dit een andere man was dan degene die hij zojuist aangesproken had. De straf die hem zou kunnen worden opgelegd, wegens het niet meteen accepteren van de nieuwe identiteit van deze Rorschach-interpretator, was, midden op het stadsplein, naakt opgehangen worden aan de tenen voor minimaal een half uur. Er hing altijd wel iemand aan zijn tenen op het stadsplein. 's Morgens, 's middags, 's avonds en zelfs 's nachts. De Rorschach-interpretator zei: ‘Neen, dank u. Maar bedankt voor het vragen.’ Hij knikte beleefd naar de bewaker en liep verder. De drie-stuiver-winkel was groot in omvang; hij had een hoog, gewelfd, en gebrandschilderd plafond van glas, dat werd belicht door een ring van schijnwerpers, en zijn vele gangpaden strekten zich voor de Rorschach-interpretator uit als rijen koren op een akker. Elk van deze gangpaden werd bevolkt door een zekere hoeveelheid aan klanten, en elke klant stond, als hij of zij niet in beweging was, nauwkeurig de stapels stuivers te onderzoeken die op de planken en in de schappen voor hem of haar lagen. Deze drie-stuiver-winkel was een van de meest gerespecteerde filialen in de omgeving. Het was als de Nederlandse bank; mensen kwamen uit alle regionen en uithoeken om deze zaak te kunnen bezoeken en zich te vergapen aan zijn specifieke, kenmerkende koopwaar. De schappen bevatten niets meer dan stuivers, duizenden en duizenden op elkaar. Er was niets bijzonders aan deze stuivers, behalve dan dat zij allemaal bijeen geraapt waren en hier lagen uitgestald, en voor een zeer schappelijke prijs werden verkocht. Deze wetenschap alleen al was voldoende om hele horden mensen hierheen te laten rennen als varkens naar hun trog. Aan het begin van wandelgang nr. 12 stond een olijfkleurige man met een uitpuilende door de zon verbrande adamsappel en wat er uitzag als een echte fietsstuursnor. Zijn houtskoolkleurige regenjas had kleine zilveren streepjes en op de voorkant van zijn bolhoed zat een symbool genaaid - de beeltenis van een kleinere bolhoed. Met zijn ene duim en wijsvinger hield de man een stuiver voor zijn lange, puntige neus, en met zijn andere duim en wijsvinger hield hij een vergrootglas vast, dat hij met grote zorg op en neer bewoog. Terwijl hij de bovenste knopen van zijn regenjas losmaakte, zeilde de Rorschach-interpretator naar de olijfkleurige man toe en sprak hem toe vanuit de hoek van zijn mond. ‘Hallo,’ fluisterde hij. ‘Ik ben op zoek naar een niemendal met een grote inktvlek op zijn gezicht getatoeëerd. Hij kwam hier nog geen twee minuten geleden de zaak binnen. Heeft u hem gezien?’ Zonder de Rorschach-interpretator zelf aan te kijken, antwoordde de man zelf vanuit zijn mondhoek, terwijl hij de betreffende stuiver nauwkeurig bleef bekijken. ‘Ik heb hem gezien. Ik heb hem gezien. Hij was achter me langsgelopen en onderzocht, daarzo, iets verderop in het gangpad, een stuiver uit 1971. Ik weet het jaartal omdat ik diezelfde stuiver zeven en een halve minuut daarvoor zelf bekeken had. Mijn gedachten talmden toen nogal, herinner ik me. Ik had de munt geïnspecteerd en bewonderde de variaties aan schakeringen en nuances in de groefjes en de glimmende plekjes, maar op hetzelfde ogenblik overwoog ik wat nu precies het verschil was tussen een oordeel en een vermoeden. Ik weet niet meer waarom ik dat overwoog, maar ik deed het. En ik kon niet tot een besluit komen. Ik kon geen antwoord vinden. Hoe dan ook, dit is meer informatie dan waar u om vroeg.’ Hij pauzeerde even. ‘Wat was uw vraag ook alweer?’ ‘Ik heb u niets gevraagd,’ zei de Rorschach-interpretator. Hij had net de niemendal zien lopen, aan het eind van het gangpad, en de olijfkleurige man was niet langer meer van enig nut voor hem. De olijfkleurige man keek de Rorschach-interpretator na toen deze zich uit de voeten maakte, en besloot zestien seconden later de stuiver die hij tussen zijn vingers geklemd had, te kopen. Hij bleek nogal prijzig, maar de man was verrukt over het feit dat de kuiltjes en putjes in de munt nogal ongewoon diep waren, en ongebruikelijk lang en hoekig. De Rorschach-interpretator volgde de weefpatronen in het tapijt, dat in het gangpad op het zeil gedrapeerd lag, nauwgezet terwijl hij langs de schappen stoof, onderwijl uitkijkend dat hij niet tegen een van de klanten aan botste. Afgaande op het tamelijk groot aantal ‘Oefs!’ dat hij in zijn spoor achter liet, bleek hij niet zo voorzichtig te zijn als hij misschien had gekund. Aan het einde van het gangpad gekomen, sloeg hij de hoek om, keek links, rechts, en weer links. Maar helaas: geen niemendal in zicht. Bedenkelijk streek hij de ersatzharen van zijn snorretje glad. ‘Dames en heren,’ schalde het plotseling uit de luidsprekers. Daarop hoorde men een paar seconden lang niets anders dan wat statische ruis, waarna de volgende woorden werden uitgekrijst: ‘Verkoop in gangpad 4! Alle stuivers halve prijs! Wie het eerst komt, die het eerst maalt!’ De scène voor het stoplicht herhaalde zichzelf. Het ontvouwde zich precies zoals het zich bij het kruispunt had ontvouwd: iemand stapte per ongeluk op een paar tenen van de Rorschach-interpretator, waarop hij begon te vloeken. Iemand stapte vervolgens op een paar van zijn andere tenen, waarop hij op zijn beurt een elleboog in de meute gooide - hierbij raakte hij zijn telefoonbeentje en begon te giechelen als een varken... Maar iets anders gebeurde er ook: de Rorschach-interpretator struikelde opeens, en viel voorover op zijn gezicht, waarbij zijn namaak-snorretje volledig werd verbrijzeld. Pas toen de kudde geheel voorbij getrokken was en hij niet langer meer werd vertrapt, rolde hij zich op zijn rug en blies de restanten van zijn snorretje van zijn lip. Het snorretje vloog de lucht in, talmde daar een beetje voor een paar seconden... en viel terug op zijn ogen. Geïrriteerd schudde hij zijn hoofd heen en weer tot het ding op de grond viel. Daarna bleef hij liggen en deed niets anders dan wat staren naar het plafond. Het was niet eens zo heel veel later dat twee voeten zich naast zijn gezicht plantten, een aan elke zijde, en een gezicht verscheen in zijn blikveld, waardoor het plafond voor de Rorschach-interpretator niet langer zichtbaar was. ‘Dat ziet eruit alsof het pijn doet,’ zei het gezicht. De ogen van de Rorschach-interpretator lichtten op in triomf. In een vloeiende beweging sprong hij overeind, en salueerde de niemendal. ‘Had je me niet zien staan aan de overkant van de straat?’ was het eerste wat hij uitriep. De niemendal haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het niet. Misschien. | |
[pagina 9]
| |
Misschien niet. Ik was iets aan het eten.’ De Rorschach-interpretator gaf hem een dat-was-een-razend-stom-antwoord-op-mijn-vraag blik. Daarna was het zijn beurt om zijn schouders op te halen. ‘Oké, mij ook goed. Fijn. Ik ben alleen maar opgelucht dat ik je toch nog te pakken heb gekregen. Luister, mijn excuses daarvoor. Echt. Denk je dat je me een tweede kans kunt geven? Mijn interpretatieblock is weg. Opgeheven. Ik voel gewoon dat het er niet meer is. Blijf hier gewoon even een ogenblik staan. Ik beloof je, ik heb niet meer dan een minuut nodig om op zijn minst een substantiële betekenis te kunnen geven aan die vlek van je. Kunnen we het daarover eens zijn?’ Maar terwijl hij nee schudde, zei de niemendal: ‘Ik ben bang van niet. De kleine man zegt nu nee. Ik kan alleen maar doen wat de kleine man me vertelt.’ De Rorschach-interpretator schudde nu zijn hoofd in verwildering heen en weer en zei: ‘Ik begrijp niet wat je bedoelt!’ De niemendal knikte. Hij hief een vinger in de lucht en bewoog die een klein beetje op en neer. Muzak begon zachtjes uit de luidsprekers in het plafond te regenen, en de Rorschach-interpretator kromp ineen... ...toen de niemendal een tentakel van zijn tatoeage beetgreep en het hele ding van zijn gezicht pelde alsof het een plak snijworst was. Hierbij weerklonk het geluid van een tomaat waar iemand op ging staan... Achter de vlek bleek een gat te zitten - een gat dat toegang gaf tot de lege ruimte in de schedel van de niemendal. Het hoofd was compleet uitgehold. En in die leegte, in die uitholling, zat een mannetje, een klein mannetje, niet veel groter dan een mensenduim. Het mannetje droeg een inktzwart regenjasje en een hoge hoed. Het had net iets gefluisterd in het innerlijke oor van de niemendal, waarbij hij met zijn hand zijn mond had afgeschermd. Maar nu de inktvlek verwijderd was en zijn aanwezigheid aan de buitenwereld was blootgesteld, liet het mannetje zijn hand zakken en wendde het zich direct tot de Rorschach-interpretator, die alleen maar fronsend terug kon kijken, terwijl hij zich onderwijl maar stond af te vragen of de snor op de bovenlip van het mannetje nu wel echt was of niet. Vlakbij het drietal struikelde iemand over een kleine hobbel in het zeil op de vloer en twee zakken vol gestolen goed leegden zich op de vloer met veel geratel als van kogelhulzen die uit een machinegeweer werden geschoten.
D. Harlan Wilson
Oorspronkelijke titel: ‘The Rorschach-interpreter’, afkomstig uit de verhalenbundel Pseudo-city (Raw Dog Screaming Press, 2005) Vertaling: Yorgos Dalman |
|