Een wonder in Errachidia
Het gebeurde vorige week, op een koude regenachtige avond. Ik keek naar een openbare hoorzitting van de Instance d'Équité et Réconciliation, die werd uitgezonden op RTM, de Marokkaanse televisie. In de grote zaal van het gemeentehuis in Errachidia hing een sfeer van herkenning: zo sterk hangen de getuigenverklaringen over de jaren van terreur samen en lijken ze op elkaar.
Dan begint opeens een wonder. De camera heeft zich gericht op een oude dame, een zelfbewuste plattelandsvrouw, gekleed in de traditionele kleding van de inwoners van het Midden-Atlasgebergte. Ze begint te spreken, nadat ze zich heeft verontschuldigd dat alleen maar in het Berbers te kunnen. Ze steekt van wal, eerst aarzelend, dan steeds zekerder. En meteen al word ik, die helaas niet het minste woord tamazight versta, meegesleurd door de golven waarop vooren tegenspoed van een leven vol angst en pijn voorbij trekken. Het is een traag recitatief dat lijkt te gaan over de vervlogen tijden waarin de Marokkanen niet van elkaar hielden. Soms zwelt de stem aan alsof haar woede de dijken doet breken, soms is hij zo klein als een nauwelijks hoorbaar straaltje, alsof haar verdriet alleen met zachte stem onder woorden kan worden gebracht. In de zaal zitten meerdere mensen met tranen in hun ogen en ik weet zeker dat sommigen, net als ik, het tamazight niet verstaan maar feilloos de sidderingen van het gemoed volgen.
Kun je op dezelfde manier luisteren naar het praten van een vrouw als naar het kreunen van een cello? Daarvoor had ik het een vreemde of, al naar gelang de omstandigheden, onbehoorlijke vraag gevonden. Maar in Errachidia hadden de woorden geen betekenis meer, het enige wat telde was het enorme elan, lyrisch of tragisch en alles verzwelgend als er door een grootmeester wordt gespeeld. Of als een mens niet speelt maar zich ondubbelzinnig vol overgave geeft.
Na het afleggen van de getuigenis is het volkomen stil in de zaal. Natuurlijk wordt er niet geapplaudisseerd, zoals je ook nooit applaudisseert in protestantse kerken na het versterven van de laatste koren van de Matthäus Passion. Je zwijgt, sluit je ogen, overpeinst de tragische doodsstrijd van een man die bezwijkt aan martelingen, of het nu Jezus is of de echtgenoot van een ongeletterde bergbewoonster. Die avond, in Errachidia, raakte de menselijke stem het onzegbare, zoals de muziek van Bach.
Fouad Laroui (Marokko, 1958) woont sinds 1990 in Amsterdam, waar hij economie doceert aan de Vrije Universiteit. In Nederland verschenen bij uitgeverij Van Oorschot drie romans vertaald uit het Frans: Kijk uit voor parachutisten, Judith en Jamal en De tanden uan de topograaf. Zijn debuut als dichter in het Nederlands taalgebied is Verbannen woorden, dat in 2002 genomineerd werd voor de C. Buddingh'-prijs.
foto Bert Nienhuis