K. Sello Duiker
13 april 1974 - 19 januari 2005
K. Sello Duiker tijdens GDMW 03
Hier had een verhaal van Sello Duiker zullen staan. Passionate was erg onder de indruk van zijn tweede roman, The quiet violence of dreams, een rite de passage tegen het decor van het moderne Kaapstad. In het sep-okt nummer van 2003 besteedde Passionate er ruim aandacht aan. Diezelfde maand trad hij op bij ons festival GDMW. Daar maakte ik kennis met deze vrolijke en charmante jongen. Tijdens ontmoetingen nadien vertelde hij me dat hij grote bewondering had voor o.a. Zadie Smith en Bret Easton Ellis. Zo kwam het dat ik Sello eind vorig jaar per e-mail vroeg een bijdrage te leveren aan dit nummer. Het heeft niet zo mogen zijn. Sello heeft zich op 19 januari in Johannesburg van het leven beroofd. Hij is dertig jaar geworden.
Als eerbetoon aan deze veelbelovende schrijver plaatsen we onderstaand fragment uit Sello's debuut Thirteen cents.
Richard Dekker
(...) Mijn vriendje Bafana kan niet geloven dat ik bij het zien van mijn dode ouders niet helemaal door het lint ben gegaan. Maar het was zoals ik het hem heb verteld. Ik heb gejankt en toen was het voorbij. Er was niemand die voor me wou zorgen. Bafana is nog maar een broekie, hij is pas negen en woont nu al op straat. En ondeugend dat hij is. Hij kan zo naar zijn huis in Langa maar hij zwerft liever op straat rond. Hij snuift lijm en rookt mandrax wanneer hij geld heeft. Ik houd niet van die rommel, ik krijg er koppijn van. Maar van ganja roken hou ik wel. Eigenlijk rook ik best veel. Wanneer Bafana lijm snuift en mandrax rookt wordt hij gewoon een beest. Hij begint te grommen en praat zowat niet en doet het in zijn broek. Elke keer dat ik hem dat spul zie snuiven of roken, krijgt-ie klappen van mij. Ik heb hem een keer zo geslagen dat hij naar het Groote-Schuurziekenhuis moest voor hechtingen. Ik hou er gewoon niet van. Je hele lijf gaat ervan naar de klote.
Ik slaap in Sea Point vlak bij het zwembad omdat dat de veiligste plek is 's avonds en 's nachts. In het centrum stikt het van de pooiers en gangsters. Ik wil mijn geld niet verdienen zoals hun. Dus overdag help ik auto's parkeren in Kaapstad. Geen makkelijk werk. Je moet er vroeg bij zijn. Soms moet je vechten voor een plekkie. De oudere jongens laten ons met rust, die krijgen de beste parkeerplaatsen in het centrum. Zo gaat het nou eenmaal. Ik bemoei er niet mee hoor.
Ik help mensen hun auto parkeren en was ze ook als ze dat willen. Als je hun auto wast voor je het hun vraagt dan beginnen ze meestal te schelden omdat jij een kleintje bent en zij groot zijn. Kijk, zo zit het. Zo gaat dat hier. Je moet je altijd volwassen voordoen. Je moet praten als hun. Dat betekent dat je volwassenen in de ogen moet kijken als je tegen hun praat en hard tegen hun moet praten. Want als je zachtjes praat, dan gaan ze schelden. Schoon moet je ook zijn want volwassenen zijn ook altijd schoon. En je mag nooit tegen ze praten zoals je tegen een kleintje praat. Dus tegen hun praat ik anders als tegen Bafana. Het is altijd ‘meneer’ of ‘mevrouw’. Zoiets als ‘ma-Gents’ zeggen, behalve dat je het tegen volwassenen hebt. En als ik eraan denk, zeg ik ook ‘alstublieft’ en ‘dankuwel’. Dat zijn toverwoorden, dat is mijn geheim. Daar heb ik flink wat geld mee verdiend als ik dat met een vriendelijke glimlach erbij zei.
mandrax: harddrug; ganja: wiet
uit: Thirteen cents (2000) van K. Sello Duiker
(vertaling: Robert Dorsman)