| |
| |
| |
Ik ben er niet
de ontmenselijking in het oeuvre van Bret Easton Ellis
Zoals Scott Fitzgerald hoort bij de jaren twintig, en Jack Kerouac bij de jaren zestig, hoort Bret Easton Ellis bij de jaren tachtig en negentig (van de vorige eeuw). Zijn oeuvre, van Less than zero tot Glamorama, weerspiegelt feilloos - een deel van - de tijdgeest van toen, en toont in extremis waar de vooruitgang de westerse wereld heeft gebracht.
De wereld in Ellis' boeken, de westerse, kapitalistische, welvarende consumptiemaatschappij, is de onze. Het is de wereld waarin wij leven, en de personages in de romans zijn wij.
Als geen ander heeft Bret Easton Ellis de laatste decennia van de vorige eeuw gechroniqueerd. De jaren tachtig en negentig zijn ondenkbaar zonder zijn boeken, ze zijn er in zekere zin door gemaakt.
Ellis' oeuvre is een studie in ontmenselijking. Zijn personages zijn schimmen, transparante wezens zonder vaste vorm, zonder kern. Ze kunnen nauwelijks hoofdpersonen worden genoemd, wegens een opmerkelijk gebrek aan menselijkheid. Vanaf Ellis' debuut Less than zero ontmoeten we homunculi, mensachtige wezens die de romans bevolken en tegen de achtergrond van een welvarende en afgestompte consumptiemaatschappij levens leiden die zo hol zijn als een regenton met honger. Ze doen denken aan de beelden van Henry Moore: gezichtsloze figuren met een groot gat in hun lichaam, een leegte waaromheen ze gestalte krijgen als op mensen lijkende wezens die, met hun gepolijste uiterlijk en hun aantrekkelijk vloeiende vormen, naar het abstracte neigen.
| |
Handelswaarde
De verteller van Less than zero is Clay, die studeert aan de oostkust maar in de kerstvakantie teruggaat naar huis, in Los Angeles, waar zijn ouders wonen, waar hij is opgegroeid, net als zijn vrienden, die hij in de weken dat hij daar is allemaal zal ontmoeten. Clay is een geprivilegieerde blanke jongeman, rijk en intelligent. Hij heeft alles, maar hij is bijna niets. Deze jongeren lijden aan morele en spirituele honger in een wereld vol materiële overvloed.
Het is halverwege de jaren tachtig. De wereld draait lekker. De bomen en kantoren groeien tot in de hemel. Het kapitalisme heerst, het kapitaal regeert. Op economisch gebied beleven we een hoogconjunctuur; er is geen vuiltje aan de lucht. De beurs laat zien hoe de handel floreert, en de handel wordt geleidelijk de kern van de maatschappij. Zoals aandelenkoersen bedrijven meer of minder waard maken, zo wordt ook op andere gebieden de waarde van dingen steeds vaker bepaald door hun betekenis en belang als artikel, als product, als commodity. De handelswaarde is wat de doorslag geeft, de economische waarde, niet de morele, of ethische, of esthetische, of sociale, of psychologische waarde.
Ook mensen worden commodity's, handelsartikelen. (Zoals een vriend van me iemand eens begroette op een feestje, niet met ‘Leuk dat je er bent’, of zoiets, maar met: ‘Handig dat je er bent.’) En hun kwaliteiten, of talenten, worden assets. Het is geen tijd voor de zwakken. Voor de zachtaardigen. Het is de tijd van Wall Street, en van de ‘Greed’-toespraak van Michael Douglas in die film (‘Greed is good, greed is right. Greed works’).
Het is de tijd van Thatcher en van Reagan.
En van Bret Easton Ellis.
| |
Postmoderne cultuur
Clay vertelt hoe hij van feestje naar feestje zwerft, en opgaat in zijn vriendenkring: allemaal mooie, jonge, intelligente, blanke, rijke mensen zonder gebreken, zonder problemen. Zonder echte persoonlijkheid, ook. Deze jongens en meisjes zijn niet meer dan het stoffelijke omhulsel van een immense leegte. In hun wereld is dat nauwelijks een belemmering, want buitenkant is waar alles om draait. En die is bij allemaal hetzelfde:
| |
| |
geweldig. They all look the same: thin, tan bodies, short blond hair, blank look in the blue eyes, same empty toneless voices. Gebruind, slank, hip, gezond - voor ieder normaal mens genoeg reden om permanent gelukkig te zijn. Niet voor deze jongens en meisjes.
Hun zoektochten naar prikkels en kicks worden gestuurd door een knagende honger, onvrede. Omdat ze de wereld ervaren als tweedehands. De realiteit waarin ze zich bewegen biedt niets authentieks - het is de verwerkelijking van de Pepsi-reclame: Been there, seen it, done it. Ze hebben alles al gezien, alles al gedaan, alles al beleefd. En het leidt allemaal tot een diepe geeuw. Ze verlangen naar de ‘allerzeldzaamste aller gebeurtenissen, een golf adrenaline’.
Dit is Hollywood, waar dromen worden gemaakt, het ‘centrum van het simulacrum en het niet-authentieke’, volgens Jean Baudrillard.
Alles is er, en alles is onecht.
De roman is doordrenkt van doel- en zinloosheid, en van angst vooral - denk aan de paniekaanvallen van Clay. Hij en de anderen worden 24 uur per dag overspoeld door boodschappen, overgebracht door televisie en andere media. Het is een semiotische waterval waarin ze zich staande proberen te houden: een bombardement van tekens en codes, met een heleboel ruis, white noise. Dit is hun wereld: het kapitalisme in optima forma, de consumptiemaatschappij op z'n best. De postmoderne cultuur die nergens anders zo ver is doorgeschoten als in Los Angeles.
Bret Easton Ellis is een satiricus, en zijn boeken zijn satires op de contemporaine samenleving. Een satiricus bedient zich van satirische middelen: de personages zijn eerder types dan driedimensionale karakters, ze representeren eerder een idee of een eigenschap dan dat ze volwaardige mensen zijn.
De satiricus ‘houdt de mensen een (lach)spiegel voor’, hij vergroot de dingen uit, drijft verschijnselen op de spits, zodat ze lachwekkend worden, of schrijnend. Door in Less than zero een bekende, herkenbare wereld neer te zetten in een hyperbolische, geëxtrapoleerde vorm, en alledaagse verschijnselen uit te vergroten, schreef Ellis een satire op de dolgedraaide consumptiemaatschappij van de jaren tachtig in de Verenigde Staten.
| |
Inwisselbaar
Met zijn tweede roman, The rules of attraction, ging Ellis verder op de weg die hij met Less than zero was ingeslagen. The rules of attraction kreeg minder aandacht dan Ellis' debuut, deels omdat het minder schokkend was, en deels omdat het niet veel méér was dan een uitwerking van dezelfde thema's. Het is alsof Ellis heeft geprobeerd drie personages meer diepte te geven, Lauren, Sean en Paul, maar er niet in is geslaagd. Het is alsof hij, als hij eenmaal de emotieloosheid en oppervlakkigheid die hem zo fascineren heeft neergezet de verbeeldingskracht mist om iets anders te creëren. Hij kan slechts dieper en dieper de oppervlakte in gaan - en dat doet hij met buitengewoon veel effect in American Psycho.
American Psycho is de kern van Ellis' oeuvre. Er kan niet genoeg over worden geschreven en nagedacht. Het is een roman die op het recente fin de siècle ligt als een grafsteen. Over American Psycho is alles al gezegd, maar nog lang niet genoeg. In die roman drijft Ellis alles op de spits. Al zijn thema's komen aan de orde in hun meest extreme vorm.
In deze roman zijn het wel mensen die Ellis beschrijft, maar het menselijke is goeddeels uit ze verdwenen. Als consumenten met alles binnen bereik, in een duizelingwekkende overdaad aan dingen, worden ze geleidelijk gereduceerd tot wezens die bestaan uit wat ze hebben, niet wat ze zijn. I shop therefore I am. Banden worden aangegaan op basis van uiterlijkheden of materialistische overwegingen. Er zijn geen emotionele connecties. Deze mensen, waarvan verteller Patrick Bateman het prototype is, zijn hol van binnen maar glanzend van buiten. Ze zijn de verpakking van een schreeuwend verlangen naar authenticiteit.
In de wereld van Patrick Bateman zijn mensen inwisselbaar, betekenisloos en misbaar. Dat is een reflectie van een samenleving waarin de dingen ook nauwelijks betekenis hebben, een maatschappij die overvol is van eindeloos circulerende tekens en betekenaren van consumentisme die zelf weer ontdaan zijn van betekenis en gedoemd eeuwig rond te gaan zonder inhoud of hoop op betekenisgeving in een ‘orgie van onverschilligheid, disconnectie, exhibitie en circulatie’.
Bateman handelt in geld, of in lucht. Hij construeert zijn persoonlijkheid door middel van de dingen die hij koopt, en waarmee hij zich omringt. Ook hij is wat hij lijkt; ook hij heeft alles, maar is niets. In zijn wereld is persoonlijkheid iets geworden (mede onder invloed van de permanent verspreide boodschap dat iedereen een ster kan zijn, voor vijftien minuten of langer, dat iedereen beroemd kan worden) als een handelsartikel, dat je kunt aanschaffen. Maar het heeft geen ziel.
Zoals alle personages van Bret Easton Ellis geen ziel hebben. Dat is ook de reden geweest voor veel mensen om zich zorgen te maken over ‘de jeugd van tegenwoordig’ zoals die in Ellis' romans wordt neergezet: mensen zonder emotie, zonder liefde, zonder betrokkenheid, zonder individualiteit.
Dat hebben die mensen goed gezien, dat ze zich zorgen moeten maken, alleen geldt het niet specifiek voor die jongeren, maar voor iedereen. Voor wat ‘de moderne mens’ heet. De consument in de kapitalistische, moderne wereld. In die wereld wordt iedereen stukje bij beetje gereduceerd tot een emotieloos, persoonlijkheidsloos wezen, dat instant bevrediging eist. Hun pogingen de pijn te verdoven met een orgie van consumeren zijn tragisch.
| |
Hyperrealiteit
Het gebrek aan authenticiteit, betekenis en realiteit in de hyperrealiteit - die alles tweedehands maakt - is het centrale thema in Ellis' werk.
Jean Baudrillard schreef dat binnen het ‘spektakel’, of wat hij de ‘hyperrealiteit’ noemde, elk besef van echte waarde en betekenis verdwenen was, voorgoed. In het zich steeds versnellende proces van de disneyficatie van de wereld kon de realiteit alleen bestaan in haar gereproduceerde en gerepresenteerde ‘tweedehands’ vormen. ‘Amerika is droom noch realiteit,’ schreef hij. ‘Het is een hyperrealiteit.’ De ‘hyperrealiteit’ was een vrij zwevende chaos van tekens, beelden, simulaties en verschijningen. Het werd onmogelijk onderscheid te maken tussen het ‘reële’ en het ‘schijnbare’, tussen waarheid en leugen. En dat is onze huidige wereld.
Bret Easton Ellis lijkt nostalgisch te zijn naar ‘waarheid’ en ‘betekenis’ en de hyperrealiteit te wegen en af te wijzen. In zijn werk verbeeldt hij de moderne wereld en haar
| |
| |
neiging mensen te reduceren tot karakterloze figuren, passieve consumenten. Zijn personages worden geconsumeerd door verveling, door apathische onvrede. Ze zijn gefrustreerd en machteloos. Ze zijn niet in staat te zien dat hun verlangens nooit kunnen worden vervuld, omdat ze kunstmatig geschapen zijn.
Ellis' personages worden tot uitersten gedreven in hun pogingen iets te ervaren. Goed of slecht, dat maakt niet uit. Als het maar authentiek is. In alle romans van Ellis zijn de personages ultieme consumenten, slachtoffers van het hyperreële, gedoemd tot levenslange cirkels van onvervulbare wensen. Ze belichamen al het gebrek aan diepte, aan centrum, aan zingeving en al de culturele schizofrenie van de postmoderne wereld. Ellis is zich bewust van de dreiging die wordt gevormd door een dergelijke maatschappij. Binnen de romans schuilt dan ook een zeker humanisme dat zich ten volle bewust is van de bedreiging die wordt gevormd door alle soorten gevoelloosheid.
De fictionele kinderen van Ellis zijn geboren in de postmoderne wereld, en dat is de enige wereld die ze kennen. Ze worden niet gehinderd door herinneringen aan de unitaire, nog niet gefragmenteerde maatschappij van het verleden, de wereld van hun ouders.
| |
Eindeloos heden
Karakteristiek aan de postmoderne cultuur is de deconstructie, of destructie van het klassieke autonome, eenduidige ego. Dat is vervangen door het ‘consumerized self’, wiens identiteit gefragmenteerd is. De publieke en private sferen zijn verloren, zegt Baudrillard, net als de publieke en private zelven, onder invloed van de mediatisering van de maatschappij. Hoge en lage cultuur lopen in elkaar over, de grens tussen hun domeinen is vervaagd.
De-individualisering is een centraal thema in Ellis' oeuvre. Het vervagen van het zelf, het verlies van de mogelijkheid om autonoom en authentiek te handelen. In de kern van het uitgeholde non-zelf zetelt een diep verlangen, grote honger. De personages in Less than zero en The rules of attraction kennen diepe, onvervulbare verlangens - naar romantiek, liefde, avontuur, opwinding, stijl, risico. Maar geen enkele bevrediging bestaat, slechts the continual sense of agonizing famine in the midst of plenty. Ze zitten gevangen in een ‘eindeloos heden’, zijn altijd op zoek, altijd vertrekkend, op weg naar iets anders, op zoek naar iets beters, groters, een andere realiteit.
Aan het eind van American Psycho stamelt Patrick Bateman een monoloog die op huiveringwekkende en sublieme wijze dit alles illustreert: ‘...there is an idea of a Patrick Bateman, some kind of abstraction, but there is no real me, only an entity, something illusory, and though I can hide my cold gaze and you can shake my hand and feel flesh gripping yours and maybe you can even sense our lifestyles are probably comparable: I simply am not there.’
Als je het oeuvre van Bret Easton Ellis van begin tot eind leest, eindig je met een enorm en overrompelend gevoel van leegte. Het is één groot vacuüm, een void. Zonder mensen, alleen schimmen. Zijn personages zijn vlak, plat, marionetten bestuurd door de touwtjes die de auteur in handen heeft. Het enige personage dat ‘rond’, ‘menselijk’ of driedimensionaal zou kunnen zijn, Patrick Bateman, wordt opgeofferd, uitgegumd: hij is de ‘belichaming’ van een hedendaagse leegte. Bateman is het gefragmenteerde subject van de postmoderne theorie. Hij is er niet. Hij bestaat alleen als mogelijkheid. Als consequentie. Als metafoor. Bateman is een hyperbool. Niet menselijk.
In Ellis' oeuvre komt geen normaal mens voor. Want goed beschouwd komt er geen mens in voor.
Rob van Erkelens (1963) debuteerde in 1993 met de roman Het uur van lood. Samen met o.a. Ronald Giphart richtte hij in 1994 het literaire tijdschrift Zoetermeer op, dat inmiddels terziele is gegaan. Hij is journalist en eindredacteur voor De Groene Amsterdammer.
|
|