Passionate. Jaargang 12
(2005)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Een nihilistisch boek helemaal uitlezenTerwijl Bret Easton Ellis zijn debuut schreef, was ik gewoon netjes helemaal niks aan het doen. Less than zero zou binnen twee jaar uitkomen. Wilde ik mij nader informeren over de zinledigheid van mijn generatie, dan had ik me te behelpen met het leven zelf. Daarvan was best het een en ander voorhanden als ik uit het raam keek. Gazons, merels die wormen naar binnen slokten, geparkeerde auto's onder de bosrand, nergens leeftijdgenoten. Elders was mogelijk meer te doen, maar daar ging ik me geen voorstelling van maken. Ergens anders zijn of thuis zijn, het was lood om oud ijzer. Ik wilde er hooguit helemaal niet zijn, nergens niet. Of ja, in de slaapkamer van het overbuurmeisje wilde ik wel zijn. Maar stappen ondernemen, ho maar. Mijn leraar Engels, een jaren 60 man die je uit idealisme aan de drugs wilde hebben, spoorde me aan Kerouac te lezen. Het werd er niet beter van; al die levenslust, al die angst dingen mis te lopen. Ik deed een korte poging me on the road in bosrijk Twente voor te stellen. Maar rond Boekelo liepen de weggetjes allemaal op elkaar dood, dus je kon net zo goed thuis blijven. Niksdoen dus maar. Meestal alleen, maar soms ook met leeftijdgenoten. Die leunden dan op hun fiets tegen het huis, te lamlendig om af te stappen of binnen te komen. Een beetje door het raam zwijgen over en weer. Je kon natuurlijk naar Enschede, bijvoorbeeld om iets te kopen om in je shagje te doen. Maar Enschede was een heel eind fietsen en papa had misschien een best salaris, maar op z'n Bret Easton Ellis een Porsche voor me kopen, dat zat er niet in. Bovendien woonde hij gewoon ongescheiden bij ons in, dus bonding uit schuldgevoel was er ook al niet bij. Mijn vader deed trouwens ook helemaal niks, als hij thuis was. Dat deed hij dan in de huiskamer, in zijn stoel. Ik stond nog wel eens voor het raam naar de overburen te kijken. Hij niet. Soms zei hij me dat ik een welvaartskind was. Dat had hij knap bedacht, daar in zijn stoel.
Zekere dag liep ik het huis uit om een vriend te bezoeken. Zijn kamer lag achter de garage van zijn ouderlijk huis als een schuttersput half in de bosgrond verzonken. Daar zat hij op het einde der tijden te wachten. Op mijn nadering hoorde ik dat hij geen muziek op had staan. Even dacht ik dat hij zich alvast iets had aangedaan. Maar toen ik de deur openduwde stond hij gewoon in de wastafel te pissen. Hoefde hij niet helemaal naar de wc te lopen. Zijn kamer was een geweldige puinhoop. Hij stond er midden in zijn gulp dicht te trekken en zag er ellendig uit. Ik kreeg het niet alleen met hem, maar ook met mezelf te doen. ‘Ga zitten,’ zei ik. En toen begon ik tegen hem te praten. Hij draaide een shagje en luisterde met tegenzin. Mijn verhaal hield niet veel meer in dan dat hij misschien zijn kamer zou kunnen opruimen, en dat de rest dan vanzelf zou gaan. Er was iets aanstekelijks aan, dat voelde ik zelf ook wel. ‘Jij bent jij,’ zei ik. ‘Als jij je kamer wil opruimen is er niemand die je dat kan beletten.’ Vooral het gedeelte waarin ik hem aanbood hem te helpen ving zijn aandacht. Hij keek om zich heen en begon zijn suggesties op de mijne te stapelen. Voor we het wisten hadden we het leven in eigen hand genomen. Hij deed zijn shagje uit en kwam overeind. Op dat moment voelde ik eerlijk gezegd mijn eigen strovuur al wat uitdoven. ‘We beginnen met de lamp,’ zei hij en hij wees naar boven, waar aan een vochtplek een peer hing te bungelen. Hij maakte een breed gebaar. ‘Er zij licht,’ zei hij plechtig en lachte. Hij stapte naar de pick-up en zette een LP van Vandergraafgenerator op. Ik stond naar de lamp te kijken. ‘Je hebt een trap nodig,’ zei ik. ‘Een soort keukentrap. Heb je die?’ Hij schrok en keek naar het plafond. Zo stond hij een tijdje, tot zijn schouders weer begonnen te hangen. Hij ging in zijn stoel zitten en zag er nog ellendiger uit dan voor zijn opleving. Peter Hamill begon een duistere tekst te zingen. Hij had geen keukentrap. Hij had er nooit een gehad en zou er ook nooit een krijgen. Na een tijdje zwijgend Peter Hamill luisteren, liep ik weer naar huis, vervuld van de schaamte die zich altijd aandiende als ik even ergens enthousiast voor was geweest.
Mathijs Deen (1962, Hengelo (Tw)) groeide op in Boekelo, studeerde Nederlands in Groningen en presenteert sinds 2002 het historische programma OVT voor VPRO radio. Publiceerde romans en verhalen bij uitgeverij Passage. |
|